Examples of using "Atoms" in a sentence and their dutch translations:
Atomen vormen moleculen.
In alles zijn er atomen.
Atomen zijn niet zichtbaar voor het blote oog.
Een molecuul bestaat uit atomen.
Hoeveel koolstofatomen heeft methaan?
bevatte ongeveer 400.000 van dezelfde argonatomen
Bevat de chemische verbinding fosgeen fosforatomen?
Tafelzout bestaat uit natrium- en chlooratomen.
Een watermolecule bestaat uit twee waterstofatomen en één zuurstofatoom.
Een watermolecule bestaat uit één zuurstofatoom en twee waterstofatomen.
Elke watermolecule bestaat uit twee waterstofatomen, die gebonden zijn aan een zuurstofatoom.
Aan de basis van de thermodynamica liggen de bewegingen van atomen en moleculen, en de bewegingswetten die we al geleerd hebben in het eerste deel.