Translation of "Tokyo" in Spanish

- Hij verhuisde naar Tokyo.
- Hij is naar Tokyo verhuisd.

- Él se trasladó a Tokio.
- Él se mudó a Tokio.

Hij kwam gisteren uit Tokyo.

Él vino ayer desde Tokio.

Ik ben vandaag in Tokyo.

Hoy estoy en Tokio.

Hij belde me vanuit Tokyo.

Me llamó desde Tokio.

Hij is naar Tokyo verhuisd.

- Él se trasladó a Tokio.
- Él se mudó a Tokio.

Ze belde me op vanuit Tokyo.

Ella me llamó desde Tokio.

Om tien uur vertrekt hij naar Tokyo.

Él parte a las diez a Tokio.

Wat is het telefoonnummer van de Tokyo Dome?

¿Cuál es el número telefónico del Tokio Domo?

Taro is gedurende drie dagen in Tokyo gebleven.

Taro se quedó tres días en Tokio.

Hij kwam naar Tokyo met een grote droom.

Llegó a Tokio con un gran sueño.

Ze heeft twee zussen die allebei in Tokyo wonen.

Ella tiene dos hermanas que viven en Tokio.

Wanneer ik naar Tokyo ga, ga ik Nanzenji bezoeken.

Cuando voy a Tokio, visito Nanzenji.

Het klimaat in Londen is anders dan dat van Tokyo.

El clima de Londres es distinto al de Tokio.

Ik heb bij toeval een oude vriend in Tokyo ontmoet.

Me encontré con un viejo amigo por casualidad en Tokio.