Translation of "Speelden" in German

0.009 sec.

Examples of using "Speelden" in a sentence and their german translations:

We speelden op het strand.

Wir spielten am Strand.

De kinderen speelden met magneten.

Die Kinder spielten mit Magneten.

We keken hoe de kinderen speelden.

Wir sahen den Kindern beim Spielen zu.

Ze speelden honkbal in het park.

Sie spielten Baseball im Park.

De kinderen speelden in de modder.

Die Kinder spielten im Schlamm.

De kinderen speelden in de ballenbak.

Die Kinder spielten im Bällebad.

Er speelden veel kinderen in het park.

Viele Kinder spielten in dem Park.

Ze zaten aan tafel en speelden kaart.

Sie saßen am Tisch und spielten Karten.

- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.

- Wir haben gestern Fußball gespielt.
- Gestern haben wir Fußball gespielt.

Tom en Maria speelden samen in de zandbak en maakten zandkastelen.

Tom und Maria spielten zusammen im Sandkasten und bauten Sandburgen.

Mortier en het Achtste Korps speelden een ondersteunende rol bij de Jena-campagne van 1806.

Mortier und das Achte Korps spielten eine unterstützende Rolle für den Jenaer Feldzug von 1806.

- Drie kinderen speelden in het park.
- Drie kinderen waren aan het spelen in het park.

Drei Kinder spielten im Park.

In 1800 speelden Ney en zijn divisie een belangrijke rol in de grote overwinning van generaal Moreau op

Im Jahr 1800 spielten Ney und seine Division eine wichtige Rolle für General Moreaus großen Sieg über

We speelden schaak, niet zo zeer om van het spel te genieten, meer om de tijd te doden.

Wir spielten Schach nicht so sehr, um uns am Spiel zu erfreuen, sondern um die Zeit totzuschlagen.

- De kinderen waren in de modder aan het spelen.
- De kinderen zaten in de modder te spelen.
- De kinderen speelden in de modder.

Die Kinder haben im Dreck gespielt.

- Je speelde vals.
- U speelde vals.
- Jullie speelden vals.
- Je hebt valsgespeeld.
- U heeft valsgespeeld.
- Jullie hebben valsgespeeld.
- Je bent vreemdgegaan.
- U bent vreemdgegaan.
- Jullie zijn vreemdgegaan.
- Je ging vreemd.
- U ging vreemd.
- Jullie gingen vreemd.

Du hast gemogelt.