Translation of "Maken" in German

0.008 sec.

Examples of using "Maken" in a sentence and their german translations:

maken.

.

Kleren maken de man, lompen maken luizen.

Kleider machen Leute, Lumpen machen Läuse.

- We maken allen fouten.
- We maken allemaal fouten.

- Wir machen alle Fehler.
- Wir alle machen Fehler.

Woorden maken verschil.

Wörter spielen eine Rolle.

Bijen maken honing.

Bienen machen Honig.

We maken vorderingen.

Wir machen Fortschritte.

Beloftes maken schuld.

Versprechen macht Schulden.

- Goeie rekeningen maken goeie vrienden.
- Effen rekeningen maken goede vrienden.
- Goede rekeningen maken goede vrienden.

Bezahlen macht Frieden.

- Wil je een sneeuwpop maken?
- Wilt u een sneeuwpop maken?
- Willen jullie een sneeuwpop maken?

- Willst du einen Schneemann bauen?
- Wollt ihr einen Schneemann bauen?

- Iedereen kan fouten maken.
- Iedereen kan wel een foutje maken.

- Jeder kann Fehler machen.
- Jeder kann einen Fehler machen.
- Jeder kann sich irren.

- Ik zal u gelukkig maken.
- Ik zal je gelukkig maken.

- Ich werde dich glücklich machen.
- Ich werde euch glücklich machen.
- Ich werde Sie glücklich machen.

- Aangenaam kennis te maken.
- Prettig met u kennis te maken!

Schön, Sie kennenzulernen!

- Zo maken we ijs.
- Dat is hoe we ijs maken.

So machen wir Speiseeis.

Maar ze bang maken?

Aber erschrecken sie?

Ga Mary wakker maken.

Geh Mary wecken.

We maken soms fouten.

- Wir machen manchmal Fehler.
- Manchmal machen wir Fehler.

Iedereen kan fouten maken.

Jeder kann Fehler machen.

We maken een grapje.

Wir machen nur Spaß.

Horrorfilms maken me bang.

Horrorfilme machen mir Angst.

Spinnen maken graag spinnenwebben.

Spinnen spinnen gerne Netze.

Aangenaam kennis te maken.

Schön, dich kennenzulernen!

Ze maken altijd ruzie.

Die kämpfen immer.

Kleren maken de man.

Kleider machen Leute.

Ze maken een salade.

Sie machen einen Salat.

De jongens maken lawaai.

Die Jungen machen Lärm.

Aangenaam kennis te maken!

Freut mich!

Computers maken mensen dom.

- Computer machen die Leute dumm.
- Computer machen Menschen dumm.

Buitenlanders maken mij nieuwsgierig.

Ausländer machen mich neugierig.

- Je kan je eigen maken.
- Je kan er zelf een maken.
- U kan er een voor uzelf maken.
- Je kunt er zelf een maken.

Du kannst dir selbst einen machen.

- Buitenlanders intrigeren me.
- Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
- Buitenlanders maken mij nieuwsgierig.

Ausländer machen mich neugierig.

- We maken ons zorgen om je.
- We maken ons zorgen om u.
- We maken ons zorgen om jullie.

Wir machen uns Sorgen um dich.

- Kan je de defecte radio maken?
- Kunt u de defecte radio maken?

Kannst du das kaputte Radio reparieren?

- Je kan er zelf een maken.
- Je kunt er zelf een maken.

Du kannst dir selbst einen machen.

- Laat ons hier een foto maken.
- Laten we hier een foto maken.

Lasst uns hier ein Foto machen.

Ik ga veel handgebaren maken.

Ich mache viele Handbewegungen.

Ik ga het intellectueel maken.

Jetzt wird es intellektuell.

Om voedsel te maken – ‘autotroof’.

um Nahrung herzustellen (Autotroph).

Alleen vrouwtjes maken deze reis.

Nur Weibchen unternehmen diese Reise ohne Wiederkehr.

Ze maken gebruik van licht.

Sie nutzen die Lichter.

maken transport makkelijker voor iedereen.

erleichtern den Transport für alle.

Vele handen maken licht werk.

Viele Hände, schnelles Ende.

Ik zal je gelukkig maken.

Ich werde dich glücklich machen.

Vele kleintjes maken een grote.

- Alle Millionen bestehen aus Tausendsteln.
- Kleinvieh macht auch Mist.
- Viele kleine Bäche machen einen großen Fluss.

Laten we een reis maken.

- Lasst uns einen Ausflug machen.
- Lasst uns eine Reise unternehmen.

Te veel zoetigheden maken dik.

Zu viele Süßigkeiten machen dick.

Dat kun je niet maken.

- Das kannst du nicht machen.
- Das könnt ihr nicht machen.
- Das können Sie nicht machen.

Waarom maken ze altijd ruzie?

Warum kämpfen die ständig?

Dat kan je niet maken.

Das kannst du nicht machen!

Ik kan geen uitzondering maken.

Ich kann keine Ausnahme machen.

Laat me iets duidelijk maken.

Lassen Sie mich mal etwas klarstellen.

De kleren maken de man.

Kleider machen Leute.

Huiswerk maken is extreem saai.

- Hausaufgaben zu machen, ist unwahrscheinlich langweilig.
- Hausaufgaben zu machen, ist äußerst langweilig.
- Hausaufgaben zu machen, ist extrem langweilig.

- Aangenaam kennis te maken.
- Aangenaam.

- Schön, Sie kennenzulernen!
- Schön, dich kennenzulernen!

Ik ga een koffie maken.

Ich mache Kaffee.

- Aangenaam!
- Aangenaam kennis te maken!

- Freut mich!
- Angenehm!

Ik zal u gelukkig maken.

Ich mache dich glücklich.

Ik moest een keuze maken.

Ich musste eine Wahl treffen.

Goeie rekeningen maken goeie vrienden.

- Beim Geld hört die Freundschaft auf.
- Bei Geld hört die Freundschaft auf.

Effen rekeningen maken goede vrienden.

Borgen macht Sorgen.

Ga je een wandeling maken?

Gehst du spazieren?

Ik wil een wereldreis maken.

Ich will eine Weltreise machen.

Willen jullie me gelukkig maken?

Willst du mich glücklich machen?

De kinderen maken veel herrie.

Die Kinder machen viel Krach.

Ik moet mijn huiswerk maken.

Ich muss meine Hausaufgaben machen.

Tom begon excuses te maken.

Tom begann sich zu rechtfertigen.

Italiaanse politici maken me kwaad.

Italienische Politiker erzürnen mich.

Dromen kunnen me gek maken.

Träume können mich wahnsinnig machen.