Translation of "Bang" in German

0.056 sec.

Examples of using "Bang" in a sentence and their german translations:

- Wees niet bang.
- Wees niet bang!

- Fürchte dich nicht!
- Keine Angst!

- Wat maakte je bang?
- Wat heeft je bang gemaakt?
- Wat maakte u bang?
- Wat maakte jullie bang?
- Wat heeft u bang gemaakt?
- Wat heeft jullie bang gemaakt?

- Was hat dich erschreckt?
- Was hat euch erschreckt?
- Was hat Sie erschreckt?

- Tom ziet er bang uit.
- Tom kijkt bang.

- Tom sieht ängstlich aus.
- Tom sieht verängstigt aus.

Ik ben bang van mensen die bang zijn.

Ich habe vor Menschen, die Angst haben, Angst.

- Ze waren bang voor je.
- Zij waren bang voor je.
- Ze waren bang voor u.
- Zij waren bang voor u.
- Ze waren bang voor jullie.
- Zij waren bang voor jullie.

Sie hatten Angst vor dir.

Iedereen was bang.

Alle hatten große Angst.

Ik ben bang.

Ich habe Angst.

Wees niet bang.

- Hab keine Angst.
- Habe keine Angst.

Tom was bang.

Tom bekam es mit der Angst zu tun.

Bent u bang?

Haben Sie Angst?

Tom is bang.

Tom hat Angst.

We waren bang.

Wir hatten Angst.

Je bent bang.

Du hast Angst.

Is Tom bang?

Hat Tom Angst?

Wij zijn bang.

Wir haben Angst.

Mary was bang.

Maria war furchtsam.

Waren jullie bang?

Hattet ihr Angst?

Je klinkt bang.

Du hörst dich ängstlich an.

Wees niet bang!

Hab keine Angst!

Was u bang?

Hatten Sie Angst?

- Ik ben van niets bang.
- Niets maakt me bang.
- Ik ben nergens bang voor.

- Ich habe vor nichts Angst.
- Ich fürchte mich vor nichts.
- Ich fürchte nichts.
- Mich schreckt nichts.

- Het maakt me bang.
- Ik ben er bang voor.
- Ik word er bang van.

Es macht mir Angst.

- Ik ben van niets bang.
- Niets maakt me bang.

Ich fürchte mich vor nichts.

- Ben je bang voor mij?
- Bent u bang voor mij?
- Zijn jullie bang voor mij?

- Hast du Angst vor mir?
- Ängstigst du dich vor mir?
- Ängstigen Sie sich vor mir?

- Jullie zijn bang voor hem.
- Jij bent bang voor hem.
- U bent bang voor hem.

- Du hast Angst vor ihm.
- Ihr habt Angst vor ihm.
- Sie haben Angst vor ihm.

- Ben je bang voor spinnen?
- Bent u bang voor spinnen?
- Zijn jullie bang voor spinnen?

Hast du Angst vor Spinnen?

- Zij is nergens bang voor.
- Ze is nergens bang voor.

Sie fürchtet nichts.

- U bent bang voor hem.
- Ze zijn bang voor hem.

Sie haben Angst vor ihm.

- Tom is bang van spinnen.
- Tom is bang voor spinnen.

Tom hat Angst vor Spinnen.

- Ben jij niet bang, Tom?
- Ben je niet bang, Tom?

Hast du keine Angst, Tom?

- Kikkers zijn bang voor slangen.
- Kikkers zijn bang van slangen.

Frösche haben Angst vor Schlangen.

Maar ze bang maken?

Aber erschrecken sie?

Niets maakt me bang.

- Ich habe vor nichts Angst.
- Ich fürchte mich vor nichts.
- Ich fürchte nichts.

Tom maakt me bang.

Tom macht mir Angst.

Ik ben niet bang.

Ich habe keine Angst.

Waarom ben je bang?

- Warum hast du Angst?
- Warum fürchtest du dich?

Horrorfilms maken me bang.

Horrorfilme machen mir Angst.

Tom was heel bang.

Tom war sehr verängstigt.

Tom maakte Maria bang.

Tom ängstigte Maria.

Tom is altijd bang.

Tom hat immer Angst.

Je maakt me bang.

- Du beängstigst mich.
- Du machst mir Angst.

Ze maakte hem bang.

Sie erschreckte ihn.

- Ben je bang voor de dood?
- Bent u bang voor de dood?
- Zijn jullie bang voor de dood?

- Du hast Angst vor dem Tod?
- Hast du Angst vor dem Tod?

- Ik ben bang voor het donker.
- Ik ben bang in het donker.

- Ich habe Angst vor der Dunkelheit.
- Ich habe Angst im Dunkeln.

- Hij is bang voor de zee.
- Hij is bang van de zee.

Er fürchtet sich vor dem Meer.

- Ik ben bang voor wilde dieren.
- Ik ben bang van wilde dieren.

Ich habe Angst vor wilden Tieren.

- Sommige mensen zijn bang voor spoken.
- Sommige mensen zijn bang van spoken.

Manche Menschen haben Angst vor Gespenstern.