Translation of "Wassen" in French

0.008 sec.

Examples of using "Wassen" in a sentence and their french translations:

- Eerst wassen alvorens te dragen.
- Eerst wassen voor het dragen.

- Laver avant de porter pour la première fois.
- Laver avant utilisation.

We wassen met zeep.

Nous lavons avec du savon.

Men zal u wassen.

Tu seras lavé.

Zij wassen hun handen.

Elles se lavent les mains.

Ik ga mijn auto wassen.

Je vais laver ma voiture.

Eerst wassen alvorens te dragen.

Laver avant de porter pour la première fois.

Je moet je handen wassen.

- Tu dois te laver les mains.
- Vous devez vous laver les mains.

Ze moesten hun gezichten wassen.

Ils devraient se laver le visage.

Knippen, wassen en drogen alstublieft.

Couper, laver et sécher, s'il vous plaît.

De kinderen wassen hun benen.

Les enfants se lavaient les jambes.

Men zou zich moeten wassen.

On devrait se laver.

Men moet zijn handen wassen.

On doit se laver les mains.

Kleren wassen is mijn taak.

Faire la lessive est mon travail.

We wassen ons met zeep.

Nous nous lavons avec du savon.

- Na het wassen, breng het in vorm.
- Na het wassen, haal de kreukels eruit.

Remettre en forme après lavage.

Ik zag hem de auto wassen.

- Je l'ai vu laver la voiture.
- Je l'ai vu laver sa voiture.

Ze wassen hun handen met zeep.

Ils se lavent les mains avec du savon.

Ze wou de vuile kleren wassen.

Elle voulait laver les vêtements sales.

Ik zou mijn haar moeten wassen.

Je dois me laver les cheveux.

We wassen onze handen met zeep.

Nous nous lavons les mains avec du savon.

Tom begon zijn auto te wassen.

Tom a commencé de nettoyer sa voiture.

Tom en Maria wassen hun handen.

Tom et Marie se lavent les mains.

Hij is de auto aan het wassen.

Il est en train de laver la voiture.

Tom is zijn auto aan het wassen.

Tom est en train de laver sa voiture.

Ik heb hem zijn auto zien wassen.

Je l'ai vu laver sa voiture.

Maria is haar haar aan het wassen.

Mary se lave les cheveux.

Tom is zijn haar aan het wassen.

Tom se lave les cheveux.

Ik moet een boel wassen in het weekend.

Je dois laver beaucoup de choses ce week-end.

Ik ben nu mijn haar aan het wassen.

Je me lave les cheveux maintenant.

Kom en help het bestek af te wassen.

Viens aider à laver les couverts.

- Hij is de auto aan het wassen.
- Hij wast de auto.

- Il est en train de laver la voiture.
- Il est en train de nettoyer la voiture.

Ik denk dat het tijd is om dit hemd te wassen.

Je crois qu'il est temps pour moi de laver ce chandail.

De man die de auto aan het wassen is, is meneer Jones.

L'homme qui lave la voiture est Monsieur Jones.

De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.

Le garçon qui est en train de laver la voiture est mon frère.

- Waarom was je je handen?
- Waarom ben je je handen aan het wassen?

- Pourquoi te laves-tu les mains ?
- Pourquoi vous lavez-vous les mains ?

- Wassen jullie je handen voor het eten?
- Wast u uw handen voor het eten?

Vous lavez-vous les mains avant de manger ?

Nadat ik anaalseks met mijn vriendin heb gehad, moeten wij ons altijd goed wassen.

Après avoir sodomisé ma copine, nous avons habituellement besoin de bien nous laver.

Het bedrijf voorziet werknemers van uniformen, maar er wordt verwacht dat ze die geregeld wassen.

- L'entreprise fournit des tenues de travail aux employés mais on attend d'eux qu'ils les lavent régulièrement.
- L'entreprise fournit des tenues de travail aux employées mais on attend d'elles qu'elles les lavent régulièrement.

Het bedrijf voorziet de werknemers van uniformen, maar er wordt verwacht dat ze ze geregeld wassen.

L'entreprise fournit des tenues de travail aux employés mais on attend d'eux qu'ils les lavent régulièrement.

- Wiens beurt is het om de afwas te doen?
- Wie is aan de beurt om af te wassen?

À qui le tour de laver la vaisselle ?