Translation of "Gisteren" in French

Gisteren?

Hier ?

- Ik ben gisteren gekomen.
- Ik kwam gisteren.

- Je suis venu hier.
- Je suis venue hier.

- Het sneeuwde gisteren.
- Gisteren viel er sneeuw.

Hier il a neigé.

- Tenniste je gisteren?
- Heb je gisteren getennist?

- Est-ce que tu as joué au tennis hier ?
- Est-ce que vous avez joué au tennis hier ?
- As-tu joué au tennis hier ?

- Ik ben gisteren aangekomen.
- Ik kwam gisteren aan.

- Eu cheguei ontem.
- Je suis arrivée hier.

- Gisteren was het koud.
- Het was gisteren koud.

Il faisait froid hier.

- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.

- Il faisait chaud hier.
- Hier il faisait chaud.

- Waart ge gisteren thuis?
- Was je gisteren thuis?

- Tu étais chez toi hier ?
- Étiez-vous chez vous, hier ?
- Étais-tu chez toi hier ?

- Gisteren was ik ziek.
- Ik was ziek gisteren.

Hier, j'étais malade.

Het sneeuwde gisteren.

Hier il a neigé.

Tenniste je gisteren?

Est-ce que vous avez joué au tennis hier ?

Gisteren regende het.

Il a plu hier.

Het motregende gisteren.

Il bruinait hier.

- De ontmoeting had gisteren plaats.
- De vergadering was gisteren.
- De vergadering had gisteren plaats.

- La réunion a eu lieu hier.
- La réunion s'est tenue hier.

- Wat hebt ge gisteren gedaan?
- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

- Qu'est-ce que tu as fait hier ?
- Qu'as-tu fait hier ?
- Qu'avez-vous fait hier ?

- Waar ben je gisteren geweest?
- Waar was je gisteren?

- Où étiez-vous hier ?
- Où étais-tu hier ?

- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.

Nous avons joué au foot hier.

- Ik kwam hier gisteren.
- Ik ben hier gisteren gekomen.

Eu cheguei ontem.

- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.

Je l'ai rencontré hier.

- Ik dronk gisteren thee.
- Ik heb gisteren thee gedronken.

J'ai bu du thé hier.

- Gisteren was het mijn verjaardag.
- Gisteren was mijn verjaardag.

- C'était ma fête hier.
- Hier, c'était mon anniversaire.
- C'était mon anniversaire hier.

- Gisteren heb ik gevoetbald.
- Gisteren heb ik voetbal gespeeld.

J'ai joué au foot hier.

- We hebben elkaar gisteren gesproken.
- We hebben gisteren gesproken.

Nous avons parlé hier.

- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

- Qu'est-ce que tu as fait hier ?
- Qu'as-tu fait hier ?
- Qu'avez-vous fait hier ?

- U heeft ons gisteren gezien.
- Jij hebt ons gisteren gezien.
- Jullie hebben ons gisteren gezien.

- Tu nous as vus hier.
- Vous nous avez vus hier.

- De openingsceremonie had gisteren plaats.
- De openingsceremonie vond gisteren plaats.

La cérémonie d'ouverture a eu lieu hier.

- Ik heb je gisteren gezien.
- Ik heb jou gisteren gezien.

- Je t'ai vu hier.
- Je t'ai vue hier.

- Ik heb hem gisteren getelefoneerd.
- Ik heb hem gisteren gebeld.

Je lui ai téléphoné hier.

- U heeft ons gisteren gezien.
- Jullie hebben ons gisteren gezien.

Vous nous avez vus hier.

- We hebben gisteren veel gedronken.
- Er werd veel gedronken gisteren.

On a beaucoup bu hier.

Gisteren was het zondag.

Hier, c'était dimanche.

Gisteren was het bewolkt.

Il y avait des nuages, hier.

Gisteren was het koud.

Il faisait froid hier.

Hebt ge gisteren gestudeerd?

As-tu étudié hier ?

Wat overkwam je gisteren?

Qu'est-ce qui t'est arrivé hier soir ?

Heb je gisteren gewerkt?

- As-tu travaillé hier ?
- Avez-vous travaillé hier ?

We hebben gisteren gehonkbald.

Nous avons joué au base-ball hier.

We hebben gisteren getennist.

Nous avons joué au tennis hier.

Hij is gisteren overleden.

Il est décédé hier.

Gisteren was het donderdag.

Hier, c'était jeudi.

Het was heet gisteren.

- Il faisait chaud hier.
- Hier il faisait chaud.
- Hier, il a fait chaud.

Het regent sinds gisteren.

Il a plu depuis hier.

Heb je gisteren getennist?

- Est-ce que tu as joué au tennis hier ?
- As-tu joué au tennis hier ?

Gisteren had ik tandpijn.

Hier j'avais mal aux dents.

Was je gisteren thuis?

Tu étais chez toi hier ?

Het regende sterk gisteren.

- Il a plu fortement hier.
- Il y avait une grosse pluie hier.

Toms verjaardag was gisteren.

L'anniversaire de Tom était hier.

Gisteren was ik gelukkig.

Hier, j'étais heureux.