Translation of "Nerveus" in English

- Je klinkt nerveus.
- U klinkt nerveus.
- Jullie klinken nerveus.

You sound nervous.

- U bent nerveus.
- Jij bent nerveus.

You're nervous.

Hij lacht nerveus.

He laughed nervously.

Nerveus? Ik? Nee!

Nervous? Me? No!

Tom werd nerveus.

- Tom got nervous.
- Tom became nervous.

Zijn jullie nerveus?

Are you nervous?

Tom lachte nerveus.

Tom laughed nervously.

Tom wachtte nerveus.

- Tom waited nervously.
- Tom nervously waited.

U bent nerveus.

- You're nervous.
- They're nervous.

Ben je nerveus?

Are you excited?

Tom is nerveus.

Tom is nervous.

Jij bent nerveus.

You're nervous.

Ik ben nerveus.

I'm nervous.

Was jij nerveus?

Were you nervous?

Ze werden erg nerveus.

They became very nervous.

Ze is eerder nerveus.

She is rather nervous.

Tom moet nerveus zijn.

- Tom must be nervous.
- Tom has to be nervous.

Jullie kijken echt nerveus.

You look really nervous.

Ik ben zo nerveus.

I'm so nervous.

Je kijkt echt nerveus.

You look really nervous.

- Was u nerveus?
- Was u zenuwachtig?
- Waren jullie zenuwachtig?
- Waren julie nerveus?
- Was jij nerveus?
- Was jij zenuwachtig?

Were you nervous?

- Ben je zenuwachtig?
- Ben je nerveus?
- Bent u zenuwachtig?
- Zijn jullie zenuwachtig?
- Bent u nerveus?
- Zijn jullie nerveus?

Are you nervous?

- Tom is gewoon een beetje nerveus.
- Tom is alleen een beetje nerveus.

Tom is just a little nervous.

Ik word er nerveus van.

- It's making me nervous.
- It makes me nervous.

Hij is nerveus en opgewonden.

He's nervous and excited.

- Het maakt me zenuwachtig.
- Het maakt me nerveus.
- Ik word er nerveus van.

It makes me nervous.

- Tom lijkt nerveus.
- Tom lijkt zenuwachtig.
- Tom ziet er zenuwachtig uit.
- Tom ziet er nerveus uit.
- Tom kijkt zenuwachtig.
- Tom kijkt nerveus.

Tom looks nervous.

- Tom zag er nerveus uit.
- Tom zag er zenuwachtig uit.
- Tom leek zenuwachtig.
- Tom leek nerveus.
- Tom keek zenuwachtig.
- Tom keek nerveus.

Tom looked nervous.

- Lijk ik nerveus?
- Lijk ik zenuwachtig?
- Kijk ik nerveus?
- Kijk ik zenuwachtig?
- Zie ik er nerveus uit?
- Zie ik er zenuwachtig uit?

Do I look nervous?

- Voel je je nerveus op kantoor vandaag?
- Voelt u zich nerveus op kantoor vandaag?

Do you feel nervous in the office today?

Je bent opgewonden maar ook nerveus

You feel excited, but also nervous,

Mama en papa zijn erg nerveus.

- Mummy and Daddy are very nervous.
- Mom and Dad are very nervous.

- Ze werden zenuwachtig.
- Ze werden nerveus.

They became nervous.

- Ik ben nerveus.
- Ik ben zenuwachtig.

I'm nervous.

- Tom was nerveus.
- Tom was zenuwachtig.

Tom was nervous.

- Ze worden nerveus.
- Ze worden zenuwachtig.

- They become nervous.
- They get nervous.

- We zijn nerveus.
- We zijn zenuwachtig.

We're nervous.

- Tom lijkt nerveus.
- Tom lijkt zenuwachtig.

Tom seems nervous.

- Is Tom nerveus?
- Is Tom zenuwachtig?

Is Tom nervous?

- Ik werd nerveus.
- Ik werd zenuwachtig.

I got nervous.

- Ik was nerveus.
- Ik was zenuwachtig.

I was nervous.

- Tom klinkt nerveus.
- Tom klinkt zenuwachtig.

Tom sounds nervous.

Tom is waarschijnlijk nog steeds nerveus.

Tom is probably still nervous.

U ziet er niet nerveus uit.

You don't look nervous.

Tom is gewoon een beetje nerveus.

Tom is just a little nervous.

Ik was nerveus voor het examen.

I was nervous before the exam.

U ziet er echt nerveus uit.

You look really nervous.

- Je bent te nerveus.
- Je bent te zenuwachtig.
- U bent te nerveus.
- U bent te zenuwachtig.
- Jullie zijn te nerveus.
- Jullie zijn te zenuwachtig.

You're too nervous.

- Ben je niet zenuwachtig?
- Ben je niet nerveus?
- Bent u niet nerveus?
- Bent u niet zenuwachtig?
- Zijn jullie niet nerveus?
- Zijn jullie niet zenuwachtig?

Aren't you nervous?

- Je ziet er gespannen uit.
- Je kijkt nerveus.
- Je kijkt zenuwachtig.
- Je ziet er zenuwachtig uit.
- Je ziet er nerveus uit.
- U kijkt zenuwachtig.
- U kijkt nerveus.
- U ziet er zenuwachtig uit.
- U ziet er nerveus uit.
- Jullie zien er zenuwachtig uit.
- Jullie zien er nerveus uit.
- Jullie lijken nerveus.
- Jullie kijken zenuwachtig.
- Jullie kijken nerveus.
- U ziet er gespannen uit.
- Jullie zien er gespannen uit.
- Je lijkt nerveus.
- Je lijkt zenuwachtig.
- U lijkt nerveus.
- U lijkt zenuwachtig.
- Jullie lijken zenuwachtig.

You look nervous.

Haar manier van praten maakt me nerveus.

Her manner of speaking gets on my nerves.

Spreken in het openbaar maakt me nerveus

Speaking in public makes me nervous.

Tom was net zo nerveus als Mary.

- Tom was as nervous as Mary.
- Tom was as nervous as Mary was.

- Je lijkt echt nerveus.
- Je lijkt echt zenuwachtig.
- U lijkt echt nerveus.
- U lijkt echt zenuwachtig.
- Jullie lijken echt zenuwachtig.
- Je kijkt echt zenuwachtig.
- Je kijkt echt nerveus.
- U kijkt echt zenuwachtig.
- U kijkt echt nerveus.
- Jullie kijken echt zenuwachtig.
- Jullie kijken echt nerveus.
- Jullie lijken echt nerveus.
- Je ziet er echt zenuwachtig uit.
- Je ziet er echt nerveus uit.
- U ziet er echt nerveus uit.
- U ziet er echt zenuwachtig uit.
- Jullie zien er echt zenuwachtig uit.
- Jullie zien er echt nerveus uit.

You look really nervous.

- Je ziet er niet nerveus uit.
- U ziet er niet nerveus uit.
- Jullie zien er niet nerveus uit.
- Je ziet er niet zenuwachtig uit.
- U ziet er niet zenuwachtig uit.
- Jullie zien er niet zenuwachtig uit.
- Je lijkt niet zenuwachtig.
- Je lijkt niet nerveus.
- U lijkt niet zenuwachtig.
- U lijkt niet nerveus.
- Jullie lijken niet zenuwachtig.
- Jullie lijken niet nerveus.
- Je kijkt niet zenuwachtig.
- Je kijkt niet nerveus.
- U kijkt niet zenuwachtig.
- U kijkt niet nerveus.
- Jullie kijken niet zenuwachtig.
- Jullie kijken niet nerveus.

You don't look nervous.

- Tom ziet er heel zenuwachtig uit.
- Tom ziet er heel nerveus uit.
- Tom kijkt heel nerveus.
- Tom kijkt heel zenuwachtig.
- Tom lijkt heel nerveus.
- Tom lijkt heel zenuwachtig.

Tom looks very nervous.

Weet je, we zijn allemaal wel eens nerveus.

Because, you see, we all get nervous.

- Ik was niet nerveus.
- Ik was niet zenuwachtig.

I wasn't nervous.

- Hij was heel zenuwachtig.
- Hij was heel nerveus.

He was very nervous.

- Ik ben zo nerveus.
- Ik ben zo zenuwachtig.

I'm so nervous.

- Tom is ook nerveus.
- Tom is ook zenuwachtig.

Tom is nervous, too.

- Ik ben niet nerveus.
- Ik ben niet zenuwachtig.

I'm not nervous.

- We zijn allemaal zenuwachtig.
- We zijn allemaal nerveus.

We're all nervous.

- Ik ben nu nerveus.
- Ik ben nu zenuwachtig.

I'm nervous now.

- Ik ben heel zenuwachtig.
- Ik ben heel nerveus.

I'm very nervous.

- Tom is altijd nerveus.
- Tom is altijd zenuwachtig.

Tom is always nervous.

- Tom was heel nerveus.
- Tom was heel zenuwachtig.

- Tom was very nervous.
- Tom felt very nervous.
- Tom was really nervous.

- Ik was zo nerveus.
- Ik was zo zenuwachtig.

I was so nervous.

- Tom is erg zenuwachtig.
- Tom is erg nerveus.

Tom is real nervous.

- Tom is duidelijk zenuwachtig.
- Tom is duidelijk nerveus.

Tom is obviously nervous.

Bij zoveel mensen werd hij natuurlijk een beetje nerveus.

With so many people around he naturally became a bit nervous.

Als je op zou houden mij te zeggen dat ik niet nerveus moet zijn, dan zou ik waarschijnlijk niet zo nerveus zijn.

If you'd stop telling me not to be nervous, I probably wouldn't be so nervous.

- Je lijkt niet zenuwachtig te zijn.
- U lijkt niet nerveus te zijn.
- Jullie lijken niet nerveus te zijn.
- Je lijkt niet nerveus te zijn.
- U lijkt niet zenuwachtig te zijn.
- Jullie lijken niet zenuwachtig te zijn.

You don't seem to be nervous.

- Ben je opgewonden?
- Heb je daar zin in?
- Ben je nerveus?

Are you excited?

Met zoveel mensen om zich heen werd hij natuurlijk een beetje nerveus.

With so many people around he naturally became a bit nervous.

- Ik ben ook zenuwachtig.
- Ik ben ook nerveus.
- Ook ik ben zenuwachtig.

I'm nervous, too.

- Ik ben nerveus over het resultaat.
- Ik ben zenuwachtig over het resultaat.

I feel nervous about the result.

- Ik was de hele tijd nerveus.
- Ik was de hele tijd zenuwachtig.

I was nervous the whole time.

Ik dacht dat ik zenuwachtig zou zijn maar ik was helemaal niet nerveus.

- I thought I'd be nervous but I wasn't nervous at all.
- I thought that I'd be nervous but I wasn't nervous at all.