Translation of "Mijnheer" in English

0.012 sec.

Examples of using "Mijnheer" in a sentence and their english translations:

Kent gij mijnheer Brown?

Do you know Mr. Brown?

Tot uw dienst, mijnheer.

I'm at your service, sir.

Mijnheer Smith is gekomen.

Mr. Smith came.

Bent u Chinees, mijnheer?

Are you Chinese, sir?

Gaat u zitten, mijnheer!

Please, have a seat.

- Wanneer gaat mijnheer Suzuki weg uit Japan?
- Wanneer verlaat mijnheer Suzuki Japan?

When will Mr. Suzuki be leaving Japan?

Mijnheer Smith leert mij Engels.

- Mr Smith teaches me English.
- Mr. Smith teaches me English.

Mijnheer Wood had geen zonen.

- Mr Wood had no sons.
- Mr Wood didn't have any kids.

Wanneer verlaat mijnheer Suzuki Japan?

When will Mr. Suzuki be leaving Japan?

Mijnheer Wang is een Chinees.

Mr. Wang is Chinese.

Mijnheer, mag ik uw rijbewijs zien?

May I see your driver's license, sir?

Mijnheer Tanaka is onze leraar Engels.

Mr Tanaka is our teacher of English.

Mijnheer Brown leert zijn zoon Chinees.

Mr. Brown is teaching his son Chinese.

Ik heb een mijnheer Smith gekend.

I met a certain Mr Smith.

Mijnheer Joel is nu van dienst.

Mr Joel is now on duty.

Mijnheer Suzuki is een befaamd wetenschapper.

Mr. Suzuki is a great scientist.

Mijnheer Tanaka is een dokter, nietwaar?

- Mr Tanaka is a doctor, isn't he?
- Mr. Tanaka is a doctor, isn't he?

- De kamer van mijnheer Johnson was een grote.
- De kamer van mijnheer Johnson was ruim.

Mr. Johnson's room was a large one.

Een zekere mijnheer Brown is vanmorgen gekomen.

A Mr Brown came this morning.

Mijnheer en mevrouw West zijn op huwelijksreis.

Mr. and Mrs. West are on their honeymoon.

Mijnheer Tanaka is een van onze vrienden.

- Mr Tanaka is a friend of ours.
- Mr. Tanaka is one of our friends.

Wat is de voornaam van mijnheer Johnson?

What is Mr. Johnson's first name?

Wanneer gaat mijnheer Suzuki weg uit Japan?

When will Mr. Suzuki be leaving Japan?

Mijnheer Ikeda wil een nieuwe auto kopen.

Mr Ikeda wants to buy a new car.

Ik werk als assistent voor mijnheer Eliot.

I work as Mr Eliot's assistant.

Mijnheer Mailer zal hier blijven tot morgen.

Mr Mailer is to stay here till tomorrow.

Mijnheer Grey genoot niet van zijn werk.

- Mr Grey did not enjoy his job.
- Mr. Grey didn't enjoy his work.

Een man genaamd mijnheer Itoh wil jou ontmoeten.

A man named Mr. Itoh wants to meet you.

Het spijt me, mijnheer. We sluiten vroeg vandaag.

I am sorry, sir. We're closing early.

De kamer van mijnheer Johnson was een grote.

Mr. Johnson's room was a large one.

Mijnheer Hobson sloot de winkel en ging naar huis.

Mr Hobson shut the shop and went home.

Een zekere mijnheer West heeft gebeld tijdens uw afwezigheid.

A Mr West called in your absence.

- Meneer Suzuki heeft drie dochters.
- Mijnheer Suzuki heeft drie dochters.

Mr Suzuki has three daughters.

Mijnheer Ou is naar Japan gekomen om Japans te leren.

Mr Ou has come to Japan to study Japanese.

U verzocht om een gesprek met mij, mijnheer. Ik luister.

You asked me for a conversation, sir. I'm listening.

Mijnheer Jones, wiens vrouw Engels onderwijst, is zelf professor Engels.

Mr Jones, whose wife teaches English, is himself a professor of English.

Misschien is het mijnheer Sato die deze bloemen gestuurd heeft.

It may have been Mr Sato who sent these flowers.

Ik probeerde te bellen naar mijnheer Smith, maar de lijn was bezet.

I tried to call Mr Smith, but the line was busy.

Mijnheer Smith heeft zich nog niet laten zien, hoewel hij beloofd heeft te komen.

Mr Smith has not turned up yet though he promised to come.

„Juffrouw, wat doet die vlieg in mijn soep?” – „Het lijkt wel op rugslag, mijnheer!”

"Waitress, what's this fly doing in my soup?" "Looks to me to be backstroke, sir!"

- Ik bel u namens de heer Simon.
- Ik bel u in naam van mijnheer Simon.

I'm calling you on behalf of Mr. Simon.

- Een man genaamd mijnheer Itoh wil jou ontmoeten.
- Een persoon genaamd Itoh wil jou ontmoeten.

- A person named Itoh wants to meet you.
- A man named Mr. Itoh wants to meet you.
- A Mr. Itoh wants to see you.

- Mijnheer Braun heeft altijd een boek bij.
- Meneer Brown heeft altijd een boek bij zich.

- Mr Brown always carries a book with him.
- Mr. Brown always carries a book with him.

Daar is mijnheer James die naar men zegt de rijkste man van het dorp is.

There is Mr James who they say is the richest man in the village.

Ik probeerde in het Chinees te praten en mijnheer Wang probeerde in het Frans te praten.

I tried to speak Chinese and Mr. Wang tried to speak French.

- De kamer van mijnheer Johnson was een grote.
- De kamer van de heer Johnson was een grote kamer.

Mr. Johnson's room was a large one.