Examples of using "Pazar" in a sentence and their dutch translations:
Morgen is het zondag.
Vandaag is het zondag.
Waar is de markt?
- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
En zondag?
Morgen is het zaterdag. Zondag.
Het valt op zondag.
Tot zondag!
Zondag is rustdag.
Ik vertrek zondag.
- 's Zondags ga ik naar de kerk.
- Zondags ga ik naar de kerk.
Ik werk zelfs op zondag.
De winkel is zondags toe.
- Op zondagmorgen staat ze laat op.
- Zondags 's morgens staat ze laat op.
Kunt ge zondagavond komen?
Ik kom je zondag bezoeken.
Zondag is de eerste dag van de week.
- 's Zondags ga ik naar de kerk.
- Zondags ga ik naar de kerk.
Zondags ga ik naar de kerk.
- Ik werk niet op zondag.
- Ik werk 's zondags niet.
- Ik werk zondags niet.
Werk je op zondag?
Hij moest zelfs op zondag werken.
Ik ga niet naar school op zondag.
Vroeger ging ik op zondag naar de film.
Het is niet alle dagen zondag.
Wat heb je afgelopen zondag gedaan?
Ze gaat elke zondag naar de kerk.
Ik ga elke zondag naar de kerk.
Zondag komt na zaterdag.
Hij werkt op zondag.
Ik ben dol op luie zaterdagen.
Zij speelde elke zondag tennis.
Ik moest op zondag werken.
We spelen op zondag.
De winkels zijn op zondag gesloten.
Moet je zondags werken?
Moet je zondags werken?
Ik werk elke dag behalve zondag.
Hou volgende zondag vrij.
- Mijn vader speelt elke zondag golf.
- Mijn vader golft elke zondag.
Ze is meestal thuis op zondag.
- Op zondagmorgen gaan ze naar de kerk.
- Zij gaan naar de kerk op zondagochtend.
Ge moet zeker tegen zondag klaar zijn.
Afgelopen zondag ben ik naar het park gegaan.
Ik ben vrij op zondag.
Hij speelt elke zondag golf.
Ik werk alle dagen behalve op zondag.
Op zondag is het museum niet open.
- Op zondagmorgen staat ze laat op.
- Zondags 's morgens staat ze laat op.
Afgelopen zondag lag Tom ziek op bed.
- Ik heb haar zondagochtend bezocht.
- Ik bezocht haar op zondagochtend.
Ik zou op zondag met hem gaan tennissen.
Tom was de afgelopen zondag niet in de kerk.
De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.
Ze speelt elke zondag tennis.
Hij werkt iedere dag, behalve op zondag.
Mijn vader gaat 's zondags naar de kerk.
Tom gaat op zondagmorgen naar de kerk.
Layla was bij mij thuis afgelopen zondag.
Zondags zijn we thuis.
China is een opkomende markt.
Ze vertrekt zondag naar New York.
Daarom ben ik voor mezelf begonnen met een oefening
- Als het vandaag zondag was, dan zou ik gaan vissen.
- Als het vandaag zondag was, dan ging ik vissen.
Enkele mensen gaan de zondagmorgen naar de kerk.
Ik zal hem vragen waar hij vorige zondag naartoe gegaan is.
Valentijnsdag valt dit jaar op een zondag.
Hij blijft zelden thuis op zondag.
Ik heb hem na de vorige zondag niet meer gezien.
Mijn vader tuiniert zondags.
Toen we in Amerika waren gingen we elke zondag naar de kerk.
Ik werk alle dagen behalve op zondag.
Omdat het zondag was, waren de winkels niet open.
Op zondag spelen we dikwijls kaart.
Zaterdag en zondag zijn rustdagen.
Wat dacht je van een barbecuefeestje aankomende zondag?