Examples of using "Gidiyorum" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
Ik ga naar bed.
Ik ga naar school.
Ik ga naar huis.
Ik ga naar school.
Ik ga naar de dokter.
Ik ga.
Ik ga naar het strand.
Ik ga naar Hokkaido.
Ik ga naar het zuiden.
Waar ga ik heen?
- Ik ga naar het vliegveld.
- Ik ga naar de luchthaven.
Ik ga naar de kerk.
Ik ga met je mee.
Ik ga naar Parijs.
Ik ga naar binnen.
Ik ga naar buiten.
Ik ga naar boven.
Ik ga naar het park.
Ik ga naar Australië.
Ik ga.
Ik ga nu weg.
Ik ga naar het stadscentrum.
Ik ga naar het restaurant.
Ik ga er alleen heen.
Ik ga niet terug.
Ik ga met het vliegtuig naar Amerika.
Ik ga naar de bank.
Ik ga naar het huis van mijn grootmoeder.
Ik ga naar de gevangenis.
Ik ga met Tom.
Ik ga naar Tokio morgen.
Ik ga bij mijn vriend.
Ik ga ook.
- Morgen vertrek ik naar Nîmes.
- Morgen ga ik naar Nîmes.
Ik ga naar de sportschool.
Ik ga de trap af.
Ik ga morgen naar de tandarts.
Ik vertrek zondag.
Ik ga naar de winkel.
Ik vertrek vanavond.
Als je het niet gaat vertellen, ga ik.
Ik ben op weg naar huis van het werk.
Ik ga met je mee.
Morgen ga ik naar Parijs.
Ik ga naar de bioscoop.
Ik ga naar de controlekamer.
Ik ga op vakantie.
Morgenochtend vertrek ik naar Londen.
Ik ga naar de markt om boodschappen te doen.
Ga ik in de juiste richting?
Ik ga naar het park.
Ik ga zo snel als ik kan.
Deze zomer ga ik naar Frankrijk.
Nou, ik ga naar de bioscoop.
De volgende week ga ik naar het Balatonmeer.
Ik ga met u naar Hannover.
Ik ga vaak naar het strand.
Ik ga naar school omdat ik wil leren.
Ik ga ook in die richting.
Ik ga terug naar huis voor kerst.
Ik ga deze zomer naar het buitenland.
Volgende maand ga ik naar Parijs.
Ik ga vaak naar haar hol.
Ik ga buiten spelen. Ga je mee?
Ik vertrek vroeg om de eerste trein te halen.
- Ik zal u vergezellen.
- Ik ga met u mee.
- Ik ga met je mee.
Ik ga Tom helpen.
Ik ga minstens een keer per week winkelen.
Ik ga om zeven uur naar school.
Ik ga naar de markt, heb jij iets nodig?
Ik vertrek volgende week naar Vancouver om mijn zus te zien.
Ik ga naar Boston om mijn familie te bezoeken voor Kerstmis.
Ik ga elke ochtend naar school.
Soms ga ik lopend naar het werk en soms op de fiets, want ik woon heel dicht bij mijn werk.