Examples of using "Bugün" in a sentence and their dutch translations:
- Vandaag is het maandag.
- Het is maandag.
Vandaag is het zaterdag.
- Vandaag is het woensdag.
- Het is vandaag woensdag.
Vandaag is het maandag.
Niet vandaag!
Het is bewolkt vandaag.
- Hoe gaat het vandaag met je?
- Hoe voelt ge u vandaag?
Het is winderig vandaag.
Vandaag is het mooi weer.
Vandaag is het donderdag.
Het is winderig vandaag.
Het is maandag.
Ik ben vandaag vrij.
- Vandaag is het woensdag.
- Het is vandaag woensdag.
Ik ben vandaag online.
Ik ben vandaag in Tokyo.
Hoe gaat het vandaag met je?
We kunnen vandaag niet beginnen.
Het is woensdag.
Het is sneeuwig vandaag.
Vandaag is het maandag.
Het is zaterdag.
Het is warm vandaag.
Ik heb het druk vandaag.
Vandaag is het zondag.
Ik kom vandaag niet.
We zijn vandaag gesloten.
- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.
Vandaag is het maandag.
Ik was moe vandaag.
Ik kan vandaag niet uitgaan.
Vandaag is het kerst.
Vandaag is het koud.
Ik ben vandaag in Boston.
Ik kan vandaag niet komen.
Welke dag is het vandaag?
Het is warm vandaag.
Eindelijk is het vrijdag.
Heb je vandaag iets te doen?
Het is bewolkt vandaag.
- Vandaag ga ik niet naar school.
- Ik ga vandaag niet naar school.
Vandaag is het vijf maart.
- Het is mooi weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.
- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.
Vandaag is een nationale feestdag.
- Vandaag ben ik jarig.
- Ik ben jarig vandaag.
- Het is fris vandaag.
- Het is een beetje koud vandaag.
Sami vast vandaag.
Wat heb je vandaag op school gedaan?
Als je vandaag door Azië reist,
Als we vandaag om ons heen kijken,
Dit instrument is vandaag bij mij thuis,
Als wij vandaag zouden verdwijnen,
Het is warm vandaag.
Het is winderig vandaag.
- Papa is ongeduldig vandaag.
- Papa is vandaag ongeduldig.
Vandaag heb ik een goede eetlust.
Je ziet er gelukkig uit vandaag.
- Ge ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet er bleek uit vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.
Hij zal niet komen vandaag.
Ze komen niet vandaag.
Ik ben vandaag erg moe.
Welke dag is het vandaag?
- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.
Hij is vandaag thuis.
Dat is genoeg voor vandaag.
Ik ben een beetje moe vandaag.
Er is geen school vandaag.
Vandaag ben ik niet vrij.
Het is verschrikkelijk weer vandaag.
Er is niemand gekomen vandaag.
Het regent misschien vandaag.
Ik ga vandaag naar het ziekenhuis.
Het sneeuwt vandaag.
- Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat heeft u vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?
Is het vandaag vrijdag?
Het is niet koud vandaag.
Vandaag is het één september.