Examples of using "Keki" in a sentence and their dutch translations:
- Ze is gek op cake.
- Ze vindt cake heerlijk.
- Ik eet graag taart.
- Ik hou van gebak.
Ik was gek op taart.
- Wie heeft de taart verbrand?
- Wie heeft de cake verbrand?
Maria versierde de taart.
Proef deze koek eens.
Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
Verdeel de taart onder jullie drieën.
Verdeel de cake onder u beiden.
Wie heeft dit gebak gemaakt?
Tom houdt van bananentaart. Daarentegen houdt Mary van chocoladetaart.
Hanako houdt erg van gebak.
Ze is echt gek op cake.
Heb je de cake geprobeerd die Tom heeft gebakken?
- Ik weet niet wie deze cake heeft gemaakt.
- Ik weet niet wie deze taart heeft gebakken.
De Schwarzwalder kersentaart is een natuurlijk afrodisiacum.
Mag ik deze cake eten?