Examples of using "çatal" in a sentence and their dutch translations:
De vork is klein.
De vork is vies.
De vork is gebogen.
- Er ontbreekt een vork.
- Er ontbreekt één vork.
Er ontbreekt een vork.
Er waren geen vorken.
Deze vork is vies.
Ik gebruik de vork.
Er ontbreekt één vork.
Daar is een vork.
Dit is een vork.
Ik liet een vork vallen.
- Er ontbreekt een vork.
- Er ontbreekt één vork.
Hier is een vork.
Een vork viel van de tafel.
Deze vork is niet schoon.
Daar is een tweesprong in de tunnel.
Niemand heeft bestek naar het feest meegenomen.
Wij gebruiken stokjes in plaats van vork en mes.
Laat ons even herhalen: beker, bord, mes, vork, lepel, theelepeltje.
Geef ons alstublieft twee messen en vier vorken.
Ik heb een lepel, vork en mes nodig. Bedankt.
Mensen die met een vork eten, wonen voornamelijk in Europa, Noord-Amerika en Latijns Amerika; mensen die met stokjes eten, wonen in Oost-Azië, en mensen die met hun vingers eten wonen in Afrika, het Nabije Oosten, Indonesië en India.