Examples of using "Tarta" in a sentence and their dutch translations:
Ze bakte een cake voor mij.
- De koek smaakt zoet.
- De cake smaakt zoet.
Wil er iemand nog wat taart?
Je taart is heerlijk.
Ik was gek op taart.
Mama is een taart aan het maken.
- Ze is gek op cake.
- Ze is echt gek op cake.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
Ik zag mijn moeder de taart verstoppen.
Deze taart is te zoet voor mij.
Mijn moeder verdeelde de taart in acht stukken.
Ik eet graag taart.
De Schwarzwalder kersentaart is een natuurlijk afrodisiacum.
Je taart is heerlijk.
Mijn moeder heeft een kerstcake voor me gemaakt.
Maria versierde de taart.
Wil er iemand nog wat taart?
Niet alle delen van de taart waren gelijk.
Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
Tom wil een stukje appeltaart eten.
Ik hou van aardbeien op kerstcake.
Een taart in gelijke stukken snijden is nogal moeilijk.
Ze verdeelde de taart in vijf stukken.
Mijn vrouw houdt van appeltaart.
Zet alsjeblieft wat kaarsen op de verjaardagstaart.
Mary bakt een taart.
Mijn vrouw houdt van appeltaart.
Ze proefde van de cake om te zien of hij zoet genoeg was.
Wil er iemand nog wat taart?
- Dat is kinderspel.
- Het is een fluitje van een cent.
- Dat is een fluitje van een cent.
Snij de cake met een mes.
Zij sneed de taart in 6 stukken en gaf aan elk kind een stuk.
De appeltaart van zijn tante was heerlijk, dus hij nam een tweede portie.
- Ze heeft voor mij een cake gebakken.
- Ze bakte een cake voor mij.
De Schwarzwalder kersentaart is een natuurlijk afrodisiacum.
Er zijn tegenwoordig in Duitsland meer boeddhisten dan mensen die een goed chocoladegebak kunnen maken.
Mijn moeder zette dertien kaarsen op mijn verjaardagstaart.
Zij sneed de taart in 6 stukken en gaf aan elk kind een stuk.