Examples of using "Libro" in a sentence and their dutch translations:
Geef mij het boek.
Lees dit boek.
Dit boek is een nieuw boek.
Dit boek is een nieuw boek.
Ik wil een boek.
Wat voor soort boek wil je hebben?
- Doe het boek toe.
- Doe het boek dicht.
- Sluit het boek.
Lees dit boek.
Dit boek is een nieuw boek.
Dit is een boek.
- Ik ben een boek aan het lezen.
- Ik lees een boek.
Ze verloor een boek.
- Heb je voor het boek betaald?
- Heeft u voor het boek betaald?
- Hebben jullie voor het boek betaald?
- Heb jij een boek?
- Hebben jullie een boek?
Dat is jullie boek.
Ik zal een boek lezen.
Je leest een boek.
Waar heb je dat boek gekocht?
Ze lezen een boek.
- Gisteren heb ik een boek gekocht.
- Gisteren kocht ik een boek.
Dit is mijn boek.
Het boek is klein.
- Dat boek is nieuw.
- Dit boek is nieuw.
Wat een interessant boek!
Dit is een boek.
Ik wil dat boek lezen.
Ze nam zijn boek.
- Dit boek is van mij.
- Dit is mijn boek.
- Dat is mijn boek.
Je boek is hier.
Ik verslind een boek.
Ik lees jouw boek.
- Dat is haar boek.
- Dit boek is van haar.
- Dat boek is zwaar.
- Dit boek is zwaar.
Dit boek is van jou.
Ik heb het boek gelezen.
Heb je dit boek nodig?
Ik wil een boek.
Ik verkocht een boek.
- Welk boek heb je nodig?
- Welk boek hebt u nodig?
- Welk boek hebben jullie nodig?
Ik hield van dat boek!
Ik kocht een boek.
Ze heeft een boek.
Doe je boek dicht.
Heb je je boek gevonden?
- Doe je boek dicht.
- Sluit het boek.
Zie je mijn boek?
Leg dat boek voor mij aan de kant.
Doe het boek toe.
Heb jij een boek?
Ik zal een boek lezen.
Het is jouw boek.
Ik heb een boek.
Neem dat boek voor mij.
Ik lees zijn boek.
Welk boek lees je?
Lees dit boek.
Ik heb een boek opgehaald.
Elk boek is goed genoeg.
Geef me dat boek terug!
Ik zal het boek lezen.