Translation of "Atún" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Atún" in a sentence and their dutch translations:

- ¿Tiene atún?
- ¿Tienes atún?
- ¿Tenés atún?
- ¿Tienen atún?

- Heeft u tonijn?
- Hebben jullie tonijn?

¿Tiene atún?

- Heeft u tonijn?
- Hebben jullie tonijn?

Tom abrió una lata de atún.

Tom opende een blik tonijn.

Me comí una ensalada de atún.

Ik heb een tonijnsalade gegeten.

Tom preparó bocadillos de atún para Mary y John.

Tom maakte broodjes met tonijn voor Maria en John.

La ensaladilla rusa se hace con patatas, aceitunas, atún y otras verduras.

Russische salade wordt gemaakt met aardappelen, olijven, tonijn en andere groenten.

En una caja de cartón ella tiene fruta, pasas, nueces, avena, kefir y latas de sardinas, atún y caballa.

In een kartonnen doos heeft ze fruit, rozijnen, noten, haver, kefir en ingeblikte vis, namelijk sardientjes, tonijn en makreel.