Examples of using "¿el" in a sentence and their dutch translations:
Geld regeert de wereld.
Helium, neon, argon, krypton, xenon en radon zijn edelgassen.
De koning bestuurde het land.
De assistent nam het geld.
- Taal is de wereld waarin mensen leven.
- De taal is de wereld waarin de mens leeft.
Verbrand het lijk.
De politieagent bestuurt de auto.
Het examen begint komende maandag.
Is de prijs inclusief ontbijt?
De dokter nam mijn pols.
Ik wil boter bij de vis.
Het vliegtuig is op het vliegveld.
Zet de auto in de garage.
De mens is het enige dier dat gebruikmaakt van vuur.
- De hand heeft vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.
- Een hand telt vijf vingers: de duim, de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink.
Heb je de zaak gewonnen?
De mens is het enige dier dat gebruikmaakt van vuur.
De wereld, het mineralenuniversum...
De jongen gooide het glas om.
Het ijs heeft het sap verdund.
Alcohol beschadigt de lever.
De medewerker nam het geld.
De koning regeerde over het land.
Kunst om de kunst.
Geld regeert de wereld.
Het bureau is stoffig.
Is de prijs inclusief ontbijt?
De tuinman was de moordenaar.
Geld regeert de wereld.
Pluk de dag.
Zet het geluid harder.
Zet het geluid harder.
Radar laat het grondgesteente zien
- De hond zat achter de kat aan.
- De hond rende achter de kat aan.
De hond slaapt in de auto.
Viool, piano en harp zijn muziekinstrumenten.
De mens is het enige dier dat gebruikmaakt van vuur.
We vieren 28 november als Tatoebadag, omdat het de dag is waarop Turks, Esperanto en Grieks werden toegevoegd.
Kunst om de kunst.
- Het jachtluipaard is het vlugste dier.
- De cheeta is het snelste dier.
Lucht is voor mensen wat water is voor vissen.
- De wind waait.
- Het waait.
Viool, piano en harp zijn muziekinstrumenten.
Het eerste is zelf-gericht perfectionisme,
"Er is geen tijd als het heden."
moed is door je angst heen gaan.
Nacht brengt verlichting voor de hitte...
...wacht de ocelot af.
Radar ziet water.
Ik ben in het woud mijn weg kwijtgeraakt.
- Ik miste de bus.
- Ik heb de bus gemist.
Het tafellaken ligt in de kast.
- De jongen liep weg.
- De jongen rende weg.
- Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
- Hij zal het werk morgen afhebben.
De honden blaffen, de karavaan trekt verder.
Beweeg je kont!
De jongen kwam terug.
Het brood zit in de oven.
Het schip ligt in de haven.
Er heerst paniek op de Titanic.
Het officiële begin is op zaterdag.
Was de vloer.
De journalist werkt voor de krant.
- Hou die auto tegen!
- Stop de auto!
Kook de rijst.
De kat slaapt op de sofa.
Wij zijn voor elkaar geschapen.
Neem de mijne.
- Het schip vaart naar het noorden.
- Het schip vaart noordwaarts.
- Ik heb een hekel aan koffie.
- Ik haat koffie.
De auto botste met de vrachtwagen.
Tijd is het beste medicijn.