Examples of using "принадлежит" in a sentence and their dutch translations:
Deze is van Tom.
Van wie is dat boek?
Dat is van mij.
Is dit van Tom?
- Van wie is dat?
- Van wie is dit?
Ik denk dat dit van jou is.
Nu is het van mij.
- Dit is mijn fiets.
- Deze fiets is van mij.
Dit boek is van Tony.
Van wie is dit woordenboek?
- Deze auto is van hem.
- Deze auto is van haar.
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.
Is deze hoed van jou?
De maan is van niemand.
Deze schoenen zijn van Tom.
Van wie is dit jasje?
- Ik ben eigenaar van dit land.
- Ik bezit dit land.
- Dit land is van mij.
Die fiets is van onze school.
Een deel van dit land is van mij.
Deze cd is van hem.
Een deel van dit land is van mij.
Dit is van hen.
Deze cd is van mijn zoon.
Dat is van mij.
- Dat behoort nu aan mij.
- Nu is het van mij.
De pen waarmee ik schrijf is van Tom.
Het potlood waarmee ik schrijf behoort aan Tom toe.
maar het is niet echt van mij.
Dat boek is van hen.
Dit boek is van jou. Het is niet van mij.
Dit boek is van Tony.
Geen enkele van de auto's is van mij.
Het is van mijn broer.
Van wie is dit?
Is deze hoed van jou?
Deze schoenen zijn van Tom.
De mens als een biologisch wezen hoort tot de dierenwereld.
Het huis waar ik woon, is van mijn ouders.
Dit boek is niet van mij, maar van mijn broer.
Maar ik zei hem dat mijn hart aan een andere man toebehoorde.
Het huis bij het meer is van mij.
De toekomst behoort aan hen die geloven in de schoonheid van hun dromen.
Dat is van mij.
De meeste hiervan zijn van Tom.
Hoe weet ge dat het van haar is?
Geen enkele van de auto's is van mij.
Het huis waar ik woon, is van mijn ouders.