Examples of using "звоню" in a sentence and their dutch translations:
- Ik bel hem op.
- Ik bel haar op.
Raad eens van waar ik bel.
- Sorry dat ik zo laat bel.
- Het spijt me dat ik zo laat bel.
Sorry dat ik zo vroeg bel.
Ik bel vanuit Duitsland.
Ik bel de politie.
Ik bel vanaf mijn mobiel.
Ik bel vanuit Boston.
- Ik bel u namens de heer Simon.
- Ik bel u in naam van mijnheer Simon.
- Als ik ze bel, neemt er niemand op.
- Wanneer ik ze opbel, antwoordt niemand.
Ik bel om te zeggen dat ik mijn kredietkaart verloren heb.