Examples of using "готовит" in a sentence and their dutch translations:
- Tom is aan het koken.
- Tom kookt.
Meg bereidt het ontbijt voor.
- Ze kookt.
- Zij kookt.
- Mary is aan het koken.
- Mary kookt.
Tom kookt.
Tom kan goed koken.
Hij kookt.
- Ze kookt.
- Zij kookt.
Tom is een miserabele kok.
Tom maakt ontbijt.
Ze kookt voor hem.
Ze maakt het avondeten klaar.
Kookt hij ook?
Hij is nu aan het koken.
Hij kookt goed.
Ze kookt goed.
Hij kan best goed koken.
Mijn moeder kookt goed.
Tom kookt op gas.
Mijn moeder maakt het ontbijt klaar.
Moeder is in de keuken aan het koken.
Mijn moeder kookt goed.
Mary kookt zonder zout.
Wie kookt er bij jullie?
Tom is aan het koken in de keuken.
Mijn vrouw is nu aan het koken.
Mijn man is een heel goede kok.
Mijn moeder is een heel goede kokkin.
Ze maakt kip klaar op de manier die ik lekker vind.
Tom is een goede kok.
De vader kookt nu het eten in de keuken.
Tom maakt de beste spaghetti ter wereld.
- Ik weet dat Tom spaghetti maakt.
- Ik weet dat Tom spaghetti aan het maken is.
Tom kan niet koken.
Ze heet Mei. Ze is aan het koken in de keuken.
Ze kookt voor mij dingen die ik lust.
Hij is een zeer goede kok.