Examples of using "Trabalhou" in a sentence and their dutch translations:
- Tom heeft gewerkt.
- Tom werkte.
- Hij heeft hard gewerkt.
- Hij werkte hard.
- Ze werkte hard.
- Zij werkte hard.
Tom heeft in Australië gewerkt.
- Tom werkte dag en nacht.
- Tom heeft dag en nacht gewerkt.
Tom werkte in Australië.
Heb je gisteren gewerkt?
Mijn broer werkte altijd met advocaten.
Hij heeft dag en nacht gewerkt om rijk te worden.
Ze werkte in België.
Dan verkocht drugs voor een gevaarlijke drugdealer.
"Heb je gisteren gewerkt?" "Ik wou dat het gisteren een vrije dag was geweest."
Je hebt meer gewerkt dan ik.
In het merendeel van zijn leven is hij postbode in dezelfde wijk geweest.
Wie van jullie gelooft dat hij harder heeft gewerkt voor mij dan ik voor hem ?!
Je hebt meer gewerkt dan ik.