Examples of using "Austrália" in a sentence and their dutch translations:
Ik kom uit Australië.
Ik woon in Australië.
Ik kom uit Australië.
Ze kwamen uit Australië.
Ik ben in Australië geboren.
- Ik hou van Australië.
- Ik vind Australië leuk.
We komen uit Australië.
Ik hou van Australië.
Ik kom uit Australië.
- Ik hield van Australië.
- Ik vond Australië leuk.
- Ik heb Australië bezocht.
- Ik bezocht Australië.
Welkom in Australië.
Tom werkte in Australië.
Jane komt uit Australië.
Tom woonde in Australië.
Jane komt uit Australië.
- Ben je in Australië?
- Bent u in Australië?
- Zijn jullie in Australië?
- Kom je uit Australië?
- Komt u uit Australië?
- Komen jullie uit Australië?
Tom stierf in Australië.
- Ik heb in Australië gewerkt.
- Ik werkte in Australië.
- We werken allebei in Australië.
- We werken beiden in Australië.
- We hebben dit geïmporteerd uit Australië.
- We importeerden dit uit Australië.
- Bel je vanuit Australië?
- Belt u vanuit Australië?
- Bellen jullie vanuit Australië?
Ik kom oorspronkelijk uit Australië.
Ik bel vanuit Australië.
We zijn terug uit Australië.
Ik wil in Australië wonen.
Het werd gefilmd in Australië.
Tom ging naar Australië.
Tom komt uit Australië.
Tom vond Australië leuk.
Tom komt uit Australië.
Tom kwam terug uit Australië.
Tom groeide op in Australië.
- We hadden het over Australië.
- We praatten over Australië.
- Tom bezocht Australië.
- Tom heeft Australië bezocht.
Tom woont in Australië.
Tom is in Australië geboren.
Ik kom niet uit Australië.
- Ze spreken Engels in Australië.
- In Australië spreekt men Engels.
- Heb je deze foto's in Australië genomen?
- Hebt u deze foto's in Australië genomen?
- Hebben jullie deze foto's in Australië genomen?
Verwar Oostenrijk niet met Australië.
Australië was een uitzondering.
Dit is Australië niet.
Engels wordt gesproken in Australië.
Ik kom uit Australië.
Hij groeide op in Australië.
Tom houdt van Australië.
Dit komt uit Australië.
Tom vertrok naar Australië.
- Tom vluchtte naar Australië.
- Tom is naar Australië gevlucht.
Jane komt uit Australië.
Tom is in Australië.
Tom heeft in Australië gewerkt.
Ik ben in Australië geweest.
Ik woonde vroeger in Australië.
- Ik ben opgegroeid in Australië.
- Ik groeide op in Australië.
Ik woon in Australië.
- Vind je Australië leuk?
- Vindt u Australië leuk?
- Vinden jullie Australië leuk?
- Hou je van Australië?
- Houden jullie van Australië?
- Houdt u van Australië?
Tom werkt in Australië.
Ik woon niet in Australië.
- Ik ontmoette Tom in Australië.
- Ik heb Tom in Australië ontmoet.
Tom is nog steeds in Australië.
Tom keerde terug naar Australië.
Tom bezoekt Australië.
Ik ga naar Australië.
Tom emigreerde naar Australië.
Tom is ontsnapt naar Australië.
Ik wil niet in Australië wonen.
Hoeveel heeft u uitgegeven toen u in Australië was?
Australië is een mooi land.
- Tom is van plan om in Australië te gaan wonen.
- Tom is van plan om in Australië te wonen.
Waarom bezoek je Australië?
Hij emigreerde naar Australië.
Ik wil naar Australië reizen.
...Ierland, Oostenrijk, Australië...
Tasmanië behoort tot Australië.
Ze spreken Engels in Australië.
Deze hoed komt uit Australië.
Deze laarzen komen uit Australië.
- In Australië spreken ze Engels.
- In Australië spreekt men Engels.
Australië is niet anders.
Tom is bekend in Australië.
Dit gebeurt alleen in Australië.
We hebben dit in Australië gekocht.
Mijn ouders zijn in Australië.
Tom groeide op in Australië.
Tom wilde naar Australië.
Ken je iemand in Australië?
Ik heb vrienden in Australië.
- Kom je niet uit Australië?
- Komt u niet uit Australië?
- Komen jullie niet uit Australië?
Komt Tom uit Australië?
We hebben elkaar in Australië ontmoet.
Tom wilde in Australië blijven.