Examples of using "Sabor" in a sentence and their dutch translations:
Het smaakte zoet.
Die druiven smaken zuur.
Ik heb een vieze smaak in mijn mond.
Azijn heeft een scherpe smaak.
- Mijn favoriete smaak is chocolade.
- Mijn lievelingssmaak is chocolade.
Ik hou van de smaak van watermeloen.
- De koek smaakt zoet.
- De cake smaakt zoet.
Die druiven smaken zuur.
Ik blijf de slechte smaak van die paddenstoel... ...in mijn mond proeven.
Beide zijn vrij smerig... ...maar slechts eentje kan me ziek maken.
Beide smaken vrij smerig... ...maar slechts eentje kan me ziek maken.
"Ik wil vanaf nu alleen nog maar veganistisch eten. Welke boeken zijn daarvoor aan te raden?" "Dat maakt eigenlijk niet uit - Boeken smaken bijna allemaal hetzelfde."