Examples of using "Facilidade" in a sentence and their dutch translations:
Hij leert makkelijk.
Hij loog gemakkelijk.
Hij wordt gemakkelijk boos.
Papier brandt gemakkelijk.
Het glas breekt gemakkelijk.
Hout brandt gemakkelijk.
Hij loste die opgave met gemak op.
Hij heeft de wedren gemakkelijk gewonnen.
Men verliest gemakkelijk zijn eer.
Ze loste het probleem op met gemak.
Ik kan gemakkelijk namen onthouden.
Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.
Te licht en ze worden opgemerkt.
Ik kan makkelijk mijn tenen aanraken.
Ik kan makkelijk mijn tenen aanraken.
Hij loste die opgave met gemak op.
- Ik word snel verkouden.
- Ik ben vaak verkouden.
Hij kon het probleem gemakkelijk oplossen.
Tom had mijn taal zo onder de knie, maar ik worstelde met het leren van de zijne.