Examples of using "Estão na" in a sentence and their dutch translations:
Zij zijn in de keuken.
Ze zijn in de bibliotheek.
Ze zijn op de televisie.
De leerlingen zijn in het klaslokaal.
Dit is het broedseizoen.
Er zijn leeuwen in de kooi.
Lange rokken zijn in de mode.
De kinderen zijn op school.
Mijn ouders zijn in Australië.
Hoeveel tijdschriften liggen er op de tafel?
Veel van onze klanten zijn in Australië.
- Ben je in Australië?
- Bent u in Australië?
- Zijn jullie in Australië?
Je bent in Europa!