Examples of using "Znać" in a sentence and their dutch translations:
We willen de feiten kennen.
Misschien wist zij het antwoord.
Hij wil de waarheid weten.
- Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
- Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.
- Hij kan de waarheid niet kennen.
- Hij kan de waarheid niet weten.
Laat ons weten wanneer je aankomt.
Laat het me weten als ik nog aanpassingen moet verrichten.
- Mocht je niet kunnen komen, laat het dan graag zo snel mogelijk weten.
- In het geval dat u niet kan komen, gelieve zo snel mogelijk contact op te nemen.
Moet je echt de vraag stellen om het antwoord te weten te komen?
Laat me het weten als er iets is wat ik kan doen.
Als er iets is, laat het me dan zo snel mogelijk weten.
Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.