Examples of using "Przyszłość" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben bezorgd over de toekomst.
- Let alsjeblieft beter op in de toekomst.
- Wees alsjeblieft meer voorzichtig in de toekomst.
- Wees alsjeblieft voorzichtiger in de toekomst.
...kunnen we niet voorspellen wat hun toekomst brengt.
Maar de toekomst van haar jongen... ...is minder zeker.
Ga van nu af aan voorzichtiger met je geld om.
Ook de toekomst was vroeger beter.
Haar luiheid was een slecht teken voor de toekomst.
De toekomst behoort aan hen die geloven in de schoonheid van hun dromen.
Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
- Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
- Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.
- Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
- Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.