Examples of using "Pójść" in a sentence and their dutch translations:
Ik wilde daarnaartoe gaan.
Ik wou dat ik kon gaan.
...en volgen we deze dierensporen?
Heb je zin om naar de film te gaan?
Je moet met mij meekomen.
Laat me alleen gaan.
en zelfs een stap verdergaan.
Ik wil daar nog een keer heen.
Naar welk strand wil je gaan?
Welke kant gaan we op vanaf hier?
Als je wilt coasteeren, klik dan rechts.
De kliffen beklimmen... ...of langs de kustlijn coasteeren?
Het is prachtig om een bank in te gaan met een .45.
Ik zou dit hemd willen inruilen, dat ik gisteren gekocht heb.
- Wil je weg?
- Wil je gaan?
- Willen jullie gaan?
- Wilt u gaan?
We kunnen erheen gaan. Proberen beschutting te vinden onder bomen.
Als je wilt coasteeren, kies dan rechts en oké.
Natuurlijk zou ik willen gaan, maar ik ben bang dat ik het te druk heb.
Of we gaan de watertunnel in. Waar water is zijn beestjes.
...als je verder in die richting wilt om naar 't wrak te zoeken... ...kies 'Opnieuw proberen'.
Ik zou graag met je mee willen gaan, maar ik ben platzak.