Examples of using "Rose" in a sentence and their dutch translations:
Ze kweekte rozen.
Ik ruik de rozen.
De rozen ruiken lekker.
Rozen ruiken zoet.
Roze rozen zijn mooi.
Ik vind rode rozen leuk.
Ze plant rozen in de tuin.
- Brian nam wat rozen.
- Brian nam een paar rozen.
De rozen in de tuin staan in bloei.
De blauwe rozen zijn erg mooi.
De geur van rozen vulde de kamer.
De man is prachtige rozen voor zijn vrouw aan het kopen.
Ik houd van bloemen, zoals bijvoorbeeld rozen.