Examples of using "Ragione" in a sentence and their dutch translations:
- U had gelijk.
- Je had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.
- U had gelijk.
- Jullie hadden gelijk.
U hebt gelijk.
U hebt gelijk.
- Je hebt gelijk.
- U hebt gelijk.
Je hebt gelijk.
Zij had gelijk.
Ze hadden gelijk.
- Je hebt helemaal gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.
- Misschien hebt ge gelijk.
- Misschien heb je gelijk.
- Misschien heb je wel gelijk.
Je hebt gelijk, denk ik.
Heeft hij gelijk?
Heb ik gelijk?
- Je hebt gelijk.
- Jullie hebben gelijk.
- U hebt gelijk.
Ze hadden gelijk.
Ik heb gelijk.
We hebben gelijk.
Ze hebben gelijk.
Ik had gelijk.
Je hebt helemaal gelijk.
Je hebt gelijk, denk ik.
- Ze weten dat ik gelijk heb.
- U weet dat ik gelijk heb.
Ik weet dat je gelijk hebt.
Nou, je zou gelijk kunnen hebben.
Ze hebben geen gelijk.
We hadden gelijk.
Je hebt gelijk.
Ik heb gelijk.
Ik vermoed dat je gelijk hebt.
- Waarschijnlijk heeft Tom gelijk.
- Tom heeft waarschijnlijk gelijk.
Nancy had jammer genoeg gelijk.
Uiteindelijk had hij toch gelijk.
- Ik hoop dat je gelijk hebt.
- Hopelijk heeft u gelijk.
Ik vermoed dat je gelijk hebt.
Ze kunnen niet gelijk hebben.
Volgens mij heeft hij gelijk.
Ik denk dat hij gelijk heeft.
Tom heeft deze keer gelijk.
Zolang onze redenen
Heeft Bob gelijk?
De man heeft gelijk.
Heb ik niet gelijk?
Tom had gelijk.
Tom heeft gelijk.
Waarvoor?
Is dit de enige reden?
Gandhi had gelijk.
Heeft Tom gelijk?
Heeft hij gelijk?
Wie heeft gelijk?
Misschien heb je gelijk.
Ik denk dat Tom gelijk heeft.
Het spijt me, maar Tom heeft gelijk.
Alles gebeurt om een reden.
- We moeten er zeker van zijn dat we het bij het rechte eind hebben.
- We moeten er zeker van zijn dat we gelijk hebben.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Ik denk dat Tom gelijk heeft.
Dat is de belangrijkste reden.
Je hebt gelijk, denk ik.
Adam Smith had gelijk.
Wat is de reden?
- Misschien heeft Tom gelijk.
- Tom heeft misschien gelijk.
God heeft altijd gelijk.
Nancy had jammer genoeg gelijk.
Ik weet dat ik gelijk heb.
Maria had gelijk.
- Misschien heeft Tom gelijk.
- Tom heeft misschien gelijk.
Tom heeft absoluut gelijk.