Examples of using "Professoressa" in a sentence and their dutch translations:
Ze is een professor.
Ik ben professor.
Mijn moeder is een lerares.
Ze is een heel goede lerares.
Tom imiteert de lerares.
Ik ben professor.
Mary wil lerares worden.
- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.
Mijn zus werkt als lerares Engels.
In de eerste plaats wil ik mijn bijzondere dank betuigen aan mijn professor Ana Costa.
Ik zal jouw leraar zijn.
Ik wil graag leraar worden.
Waarom bent u lerares geworden?
- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?
Ik had docent moeten worden.
De leraar gaf haar veel informatie over de universiteit.
- Ik ben leraar Frans.
- Ik ben lerares Frans.
De professor beschuldigde Tom van fraude.
De leraar gaf ons huiswerk.
- Onze leraar ziet er heel jong uit.
- Onze lerares ziet er heel jong uit.
- Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is jouw favoriete leraar?
Onze leraar is een echte idioot.
Mijn droom is om leraar te worden.
Hij boog voor zijn leerkracht.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
- Ik weet dat je een leerkracht bent.
- Ik weet dat je leraar bent.
- Ik weet dat u leraar bent.
Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
Onze leraar heeft ons in twee groepen onderverdeeld.