Examples of using "Ammalato" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben ziek.
- Ik ben ongezond.
Hij is ziek.
Hij is niet ziek.
Tom ziet er ziek uit.
Tom is ziek.
Is Tom ziek?
- Tom werd ziek.
- Tom is ziek geworden.
Hij kan niet ziek zijn.
Mijn broer is zeker ziek.
Ik werd ziek.
- De hond lijkt ziek.
- De hond ziet er ziek uit.
- Je bent ziek, je moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.
Ik ben ziek.
Tom is erg ziek.
Mijn vader kreeg kanker en overleed.
Tom ligt ziek in bed.
Ik wist niet dat Tom ziek was.
Tom was de vorige week ziek.
Gisteren was ik ziek.
Ik ben niet ziek.
Ik heb gehoord dat Robert ziek is.
- Je bent ziek, je moet rusten.
- U bent ziek. U moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.
Je ziet er niet goed uit. Ben je ziek?