Examples of using "útlevelem" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een paspoort.
Mijn paspoort is verlopen.
Ik ben mijn paspoort kwijt!
Ik ben mijn paspoort kwijt!
Iemand heeft mijn paspoort gestolen.
Iemand heeft mijn paspoort gestolen.
Ik heb zojuist mijn paspoort verlengd, dus ik kan er weer tien jaar mee verder.