Examples of using "Zurückgeben" in a sentence and their dutch translations:
Ik zal het teruggeven.
Ik had zo veel energie om terug te geven.
Ik moet dit boek vandaag terugbrengen.
- Ik zal alles snel teruggeven.
- Ik zal alles gauw teruggeven.
- Ik geef alles gauw terug.
Ik moet het boek voor zaterdag terugbrengen.