Examples of using "Wetter" in a sentence and their dutch translations:
Verschrikkelijk weer.
Vandaag is het mooi weer.
- Het is mooi weer vandaag.
- Het is lekker weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.
- Lekker weertje hè?
- Mooi weer, toch?
Mooi weer, nietwaar?
Wat een mooi weer!
Wat een mooi weer!
Vandaag is het mooi weer.
- Het is mooi weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.
Welk weer was het gisteren?
Het weer is plots omgeslagen.
Gelukkig was het weer mooi.
Vandaag is het mooi weer.
Het was verschrikkelijk weer.
Het weer verslechterde.
- Het is mooi weer.
- Het is mooi weer buiten.
Hoe is het weer?
Het is verschrikkelijk weer vandaag.
Het weer was prachtig.
Het is slecht weer.
Het weer was prachtig.
Mooi weer, toch?
Het was verschrikkelijk weer.
Het weer is heerlijk.
- Is het rood in de lucht, wees dan op slecht weer beducht.
- Morgenrood, zeeman let op je boot.
Hoe is het weer vandaag?
Gelukkig was het weer mooi.
Wat een prachtig weer.
Het weer is plots omgeslagen.
Vandaag is het mooi weer.
Het weer van gisteren was vreselijk.
Goede dag. Mooi weer vandaag.
Mooi weer na de regen.
Het weer is zo mooi!
Wat een mooi weer!
Het weer werd plots warmer.
Vandaag is het mooi weer.
Vandaag is het mooi weer.
Dit weer is echt onmogelijk.
- Het weer wordt steeds slechter.
- Het weer wordt alsmaar slechter.
Is het weer op zaterdag zonnig?
Gisteren hebben we slecht weer gehad.
De galei zonk in een stormweer.
Morgenrood, zeeman let op je boot.
We spraken onder meer over het weer.
Hoe is het weer in Boston?
Het is beter weer dan gisteren.
Het weer is vandaag een beetje beter.
Met zulk weer gaat niemand naar buiten.
- Het is mooi weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.
Hoe is het weer bij jou?
Hoe is het weer bij jullie?
Tom maakt elke dag een wandeling, weer of geen weer.
Het koude weer duurde drie weken.
Ik heb mijn buik vol van dat natte weer.