Examples of using "Unglaublich" in a sentence and their dutch translations:
Ongelofelijk!
- Je bent ongelofelijk!
- Jullie zijn ongelofelijk.
Je bent ongelofelijk!
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Ongelofelijk!
Je bent ongelofelijk!
- Ongelooflijk, hè?
- Ongelooflijk, nietwaar?
- Ongelooflijk, toch?
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
Het is ongelooflijk!
Jullie zijn ongelofelijk.
Wow, ongelofelijk!
Dit is niet te geloven.
Je bent ongelofelijk!
- Het is ongelofelijk.
- Het is ongelooflijk.
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
Dat is ongelooflijk frustrerend.
- Je bent prachtig!
- Je bent schitterend!
- Je bent beeldschoon!
Dat is zo ongelooflijk.
Dat is ongelofelijk saai.
Maria heeft een ongelooflijk goed geheugen.
ik vind het niet bepaald dankbaar.
en toen schoot het ongelooflijk snel weg.
Maar in woestijnen is het ongelofelijk heet.
Het punt is dat deze jongens als ze willen erg snel kunnen bewegen.
Ik vind het ongelofelijk dat u dat zegt.
- Niet te geloven!
- Ongelofelijk!
- Ongelooflijk!
Ik heb eens een wondermooie zin gehoord die mij ongelofelijk geraakt heeft.
Op een dag volgde ze me. Dat is zoiets ongelooflijks, gevolgd worden door een octopus.
Het was spannend om als kind... ...te leven in de kracht van die enorme Atlantische Oceaan.
Hoe ze zo snel kan denken en die beslissingen kan nemen... Het is ongelooflijk.