Examples of using "Sang" in a sentence and their dutch translations:
Hij zong en zong.
Ik zong.
Zij zong.
Maria zong.
Tom zong.
Hij zong.
Hij ging door met zingen.
Ik bleef verder zingen.
Iemand zong.
Hij zong een lied.
- Tom zong een lied.
- Tom zong een liedje.
Ze zong naar hartenlust.
Ze zong met een mooie stem.
Tom speelde piano en Mary zong.
Hij speelde piano en zij zong.
Dick speelde piano en Lucy zong.
Tom zong een duet met Mary.
John zong op het podium "Imagine".
Iedere avond zong een nachtegaal liedjes voor ons.
- Iedere avond zong een nachtegaal liedjes voor ons.
- Iedere nacht zong een nachtegaal liedjes voor ons.
Hij zong een lied.
Een jonge vrouw speelde al zingend gitaar voor de fontein.
Toen Mary voor het eerst Tom zag, stond hij met een wollen muts een ukelele te spelen en een Iers deuntje te zingen.