Examples of using "Sah" in a sentence and their dutch translations:
- Ik zag het.
- Ik zag dat.
- Ik zag.
- Ik heb het gezien.
- Ik heb u daar gezien.
- Ik heb je daar gezien.
Hij zag niets.
- Ik zag iemand.
- Ik heb iemand gezien.
Hij keek weg.
- Ik zag het.
- Ik heb het gezien.
Ik heb niemand gezien.
Ik zag niets.
Het meisje zag het ook.
- Tom zag er geschokt uit.
- Tom keek geschokt.
Steve zag er heel gelukkig uit.
zag ik dit rapport.
En dan zie ik haar...
Ivo zag de druif.
Niemand heeft ooit zoiets gezien.
Hij zag er jong uit.
Hij zag er goed uit.
Ik zag de heuvel.
Hij zag er gelukkig uit.
Tom zag een spook.
Tom leek verrast te zijn.
Ze heeft hem zien glimlachen.
Tom zag er geweldig uit.
Tom zag er moe uit.
Tom zag er boos uit.
Ik zag vijf mannen.
- Ik keek toen tv.
- Dan keek ik televisie.
Tom was tv aan het kijken.
Hij zag haar video.
- Het zag er goedkoop uit.
- Het leek goedkoop.
Zij zag er triestig uit.
Ik zag Tom naakt.
- Tom keek naar u.
- Tom keek naar je.
Tom zag er geschokt uit.
Tom zag er goed uit.
Hij zag een muis.
Tom heeft een muis gezien.
Ze zag een muis.
Maria zag een muis.
Zij leek opgewonden.
Tom zag er gelukkig uit.
Ik zag haar foto.
Tom zag er jong uit.
Maria zag er sensationeel uit.
Ik zag Tom gisteren.
Hij zag er boos uit.
Tom zag een eekhoorn.
Ik zag een ufo.
Ik kwam, ik zag, ik overwon.
- Tom heeft Mary dat zien doen.
- Dat heeft Tom Mary zien doen.
Ik heb iets vreemds aan de hemel gezien.
Ik zag hem de kamer binnengaan.
Het zag er echt vreemd uit.
Ik zag ooit een ufo.
Maar het is hoe Hollywood me zag.
Ik begon bijzondere dingen te zien.
Hitomi zag er heel gelukkig uit.
Zag de auto er oud uit?
Ze zag er altijd blij uit.
Hij keek op zijn horloge.
Hij zag er heel gelukkig uit.
Ik kwam, ik zag, ik overwon.
- Tom keek versteend.
- Tom leek versteend.
Ik zag hem nooit weer.
Hij keek uit het raam.
Ik keek in de spiegel.
Ze zag er heel jong uit.
Hij zag er heel jong uit.
Tom zag er erg oud uit.
Ik zag alleen de appel.
Tom zag daar iets roods.
- Het zag er niet naar uit dat ze er tevreden mee was.
- Ze zag er niet tevreden uit.
- Tom heeft in de koelkast gekeken.
- Tom keek in de koelkast.
Ik zag het gebeuren.
Tom keek in de kamer.
Ik zag ze samen weggaan.
Wat ik zag was deprimerend.