Translation of "Luxemburg" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Luxemburg" in a sentence and their dutch translations:

Ich wohne in Luxemburg.

Ik woon in Luxemburg.

- Ich wohne in Luxemburg-Stadt.
- Ich wohne in der Stadt Luxemburg.

- Ik woon in Luxemburg.
- Ik woon in de stad Luxemburg.

Lebt er noch in Luxemburg?

Woont hij nog in Luxemburg?

Luxemburg ist ein kleines Land.

Luxemburg is een klein land.

Luxembourg heißt „Luxemburg“ auf Deutsch.

Luxemburg wordt "Luxemburg" in het Duits genoemd.

Ich wohne in Deutschland und ich arbeite in Luxemburg.

Ik woon in Duitsland en ik werk in Luxemburg.

Das Großherzogtum Luxemburg hat 563 000 Einwohner, von denen 46 % Ausländer sind.

Het Groothertogdom Luxemburg telt 563.000 inwoners, waarvan 46% buitenlander is.