Examples of using "Keks" in a sentence and their dutch translations:
De zaak is beslecht.
Een koekje ligt onder de tafel.
Wie heeft het laatste koekje opgegeten?
Mama, Tom heeft mijn koekje opgegeten!
Tom gaf Marie een hartvormig koekje.
Ze wist nu waar het koekje naartoe was.
Wil je het koekje daar niet opeten?
Tom bood me een koekje aan, maar ik sloeg het af.
Wie heeft alle koekjes gegeten?
- De zaak is beslecht.
- Het is voorbij.
"Mama, mag ik een koekje eten?" "Nee, dat mag je niet. Je hoort niet tussen de maaltijden te eten."
Mary gaat me op mijn zenuwen.