Examples of using "Jacke" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb een jas nodig.
Hij heeft een jas nodig.
Ik heb een jas nodig.
Ze gaf hem zijn jas.
- Alles is hetzelfde.
- Het is lood om oud ijzer.
- Ik hou niet van dat jasje.
- Ik vind deze jas niet leuk.
Hij legde zijn mantel af.
De vrouw draagt een jas.
Het is me om het even.
Ik vind het rode jasje niet leuk.
Van welke stof is dat vest gemaakt?
Wil je een pak rammel?
Van welke stof is dat vest gemaakt?
Hij hing zijn jas aan een kapstok.
Wie is de vrouw met de bruine jas?
Ik heb een jas nodig.
Mijn jas is belangrijk voor me. Daarmee houd ik mijn kern warm.
De spijker scheurde zijn jas.
Hij legde zijn mantel af.
't Is lood om oud ijzer.
Ik ga niet graag buiten zonder jasje op een zo koude dag.
Tom had nauwelijks zijn jas uitgetrokken toen ze vragen begonnen te stellen.
Deze jas heeft de ideale maat voor mij.
Maria draagt vandaag de Duitse kleuren. Ze draagt een rode rok, een zwart jasje en een gele halsdoek.