Examples of using "Fremd" in a sentence and their dutch translations:
Ze zijn allemaal buitenlands.
Ik ben een vreemdeling hier.
Ik was een vreemdeling in Boston.
Hij is geen vreemde voor mij.
De nacht is ons altijd vreemd geweest.
Ik ken haar niet.
Tom bedriegt zijn vrouw.
De man was een volslagen vreemde.