Translation of "Carol" in Dutch

- Carol lebt in Chicago.
- Carol wohnt in Chicago.

Carol woont in Chicago.

Carol studiert Spanisch.

Carol studeert Spaans.

Carol hat Kopfweh.

Carol heeft hoofdpijn.

Carol schaut oft Horrorfilme an.

Carol kijkt dikwijls naar horrorfilms.

Carol steht jeden Morgen früh auf.

Carol staat elke ochtend vroeg op.

Carol hat letzten Monat Boston besucht.

Carol heeft vorige maand Boston bezocht.

Das Dienstmädchen war schon dabei, im Zimmer sauberzumachen, als Carol hereinkam.

De meid was de kamer al aan het kuisen toen Carol binnenkwam.