Examples of using "Parfum" in a sentence and their dutch translations:
Dat parfum ruikt lekker.
Draag je parfum?
Draagt u parfum?
- Bevalt deze parfum je?
- Bevalt dat parfum je?
De geur van lelies vulde de kamer.
Als de bloemen opengaan, dienen de zoete geur...
Die bloem ruikt sterk.
Maria deed te veel parfum op.
De geur van rozen vulde de kamer.
Is dat een nieuwe parfum?
De geur van rozen vulde de kamer.
Bevalt dat parfum je?