Examples of using "Main" in a sentence and their dutch translations:
- Steek je hand op.
- Steek uw hand op.
Schud mijn hand.
Pak mijn hand.
Steek je hand maar op.
- Steek je hand op.
- Steek uw hand op.
Wat is dat in je hand?
Ze schudde mijn hand.
Ik heb mijn hand nog.
Schud zijn hand.
Ze nam mijn hand.
- Laten we handen schudden.
- Laten we de hand schudden.
Geef me je hand.
Hij stak zijn vinger op.
- Zij raakte zijn hand aan.
- Ze raakte zijn hand aan.
Hij raakte haar hand aan.
Laat de rechterhand niet weten wat de linker doet.
De hond beet in mijn hand.
- Geef elkaar de hand, alsjeblieft.
- Geef elkaar de hand, alstublieft.
- Vindt u deze handtas leuk?
- Vind je deze handtas leuk?
mijn hand in hun handen,
Jim stak zijn hand op.
Haal het zwaard uit je hand!
Hij heeft mij een hand gegeven.
Handje hier!
Het eekhoorntje at uit haar hand.
- Zij heeft een bloem in haar hand.
- Ze heeft een bloem in haar hand.
Hij legde zijn hand op mijn schouder.
- Heb je geholpen?
- Heeft u geholpen?
- Hebben jullie geholpen?
Hij maakte een gebaar met zijn hand.
Steek eens in alle eerlijkheid je hand op
Hij stak zijn hand niet op.
Wat heeft ze in haar hand?
Ik heb een boek in mijn hand.
Maria woog het in haar hand.
- Kom naar hier en help mee.
- Kom en help een handje.
Ze schrijft met de linkerhand.
Mag ik jouw hand vasthouden?
Laat mijn hand niet los.
Hij nam me bij de hand.
- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.
Ik heb een Italiaanse handtas.
Tim schrijft als een linkshandige.
Tom liet de hand van Mary los.
Ik wil mijn tas.
Wat heb je in je hand?
Haar handtas is gestolen.
Hij maakte een gebaar met zijn hand.
- Wat hebt ge in uw hand?
- Wat hebt u in uw hand?
- Wat heb je in je hand?
ongeveer zo groot als een kinderhand.
Precies op de rand van mijn hand.
Ze krijgen ook hulp.
En bedekte mijn hele hand.
Zij heeft een bloem in haar hand.
Ze heeft bloemen in haar hand.
Deze handtas is van mij.
Ze had een bloem in haar hand.
Hij rukte de brief uit mijn hand.
Mijn hand is in warm water.
Tom zwaaide.
Hij legde zijn hand op mijn schouder.
Hij wandelde met een stok in de hand.
Het hele boek is met de hand geschreven.
Zij heeft een bloem in haar hand.
Wiens handtas is dit?
- Kunnen wij een handje helpen?
- Kunnen we helpen?
Ik was de borden met de hand.
Ik was de kleren met de hand.
Heb je dit met de hand genaaid?
Teder legde hij zijn hand op haar schouder.
- Wat hebt u in uw hand?
- Wat heb je in je hand?