Examples of using "Frites" in a sentence and their dutch translations:
- Ik hou van patat.
- Ik hou van friet.
- Ik hou van frietjes.
- Eet mijn frietjes niet.
- Eet mijn friet niet.
Je friet wordt koud.
- Ik at patat.
- Ik at friet.
- Ik heb friet gegeten.
- Ik heb patat gegeten.
- Ik heb frietjes gegeten.
Ik heb zin in patat.
Hebben jullie zin in patat?
- Sami at patat.
- Sami at frietjes.
- Sami at friet.
- Hij maakte patat.
- Hij maakte friet.
- Hij maakte frietjes.
Hebben ze hier wel patat?
Wil je daar frietjes bij?
- Iedereen houdt van patat.
- Iedereen houdt van friet.
- Iedereen houdt van frietjes.
- Wat patat, alsjeblieft.
- Wat friet, alsjeblieft.
- Wat frietjes, alsjeblieft.
- Ik hou van patat met ketchup.
- Ik hou van friet met ketchup.
Ik neem knoflookfrietjes.
- Friet is niet goed voor u.
- Friet is niet goed voor jou.
Een halve haan met friet, alstublieft.
Er gaat niets boven een hamburger met friet.
Belgische frieten zijn de lekkerste in de hele wereld!
Tom at een hamburger met patat.
Friet is niet goed voor jou.
Sami at patat.
Hij maakte patat.
Ik at patat.
Gefrituurde spinnen zijn een regionale delicatesse in Cambodja.
Er gaat niets boven een hamburger met friet.
Ik ben gek op konijnen... met frieten en een goed glas wijn.
Ik ga naar de snackbar om frikandellen, kroketten en een zak patat te kopen.
Mijn grootmoeder maakte altijd gebakken aardappelen uit de restjes van de gekookte aardappelen.