Examples of using "Fils" in a sentence and their dutch translations:
Mijn kleinzoon is de zoon van mijn zoon.
- Bel mijn zoon.
- Roep mijn zoon.
- Zo vader, zo zoon.
- Zo de vader, zo de zoon.
Ik ken je zoon.
Waar woont je zoon?
zoon Jarl Eirik.
Ik heb een zoon.
Bastaard!
- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.
Ik heb drie zoons.
- Bel uw zoon.
- Roep uw zoon.
Wiens zoon ben jij?
"Maar ik heb een zoon.
John heeft twee zonen.
Hij had drie zoons.
Hij heeft drie kinderen.
Ik zou mijn zoon willen zien.
We hebben twee zoons.
- Zo vader, zo zoon.
- Zo de vader, zo de zoon.
Hij heeft zeven zonen.
Hij heeft twaalf zoons.
Draden geleiden elektriciteit.
Zij heeft zeven zonen.
Wat doet jouw zoon?
Hij heeft een zoon.
Zij heeft een zoon.
Ruben heeft drie zoons.
Zo vader, zo zoon.
Wij zijn zijn zonen.
Hoe heet uw zoon?
Zorg alsjeblieft goed voor onze zoon."
Is het uw zoon, Betty?
Zijn zoon wil advocaat worden.
Zijn zoon is acht jaar oud.
Hij heeft nog een zoon.
Hij is de oudste zoon.
Mijn zoon houdt van raketten.
Hij houdt erg van zijn kleinzoon.
Zijn zoon zit in de gevangenis.
Deze jongen is mijn zoon.
- Waar is je kleinzoon?
- Waar is jouw kleinzoon?
Haar zoon is een genie.
Ik heb geen zoon.
Mijn zoon is tien jaar oud.
Toetankhamon was de zoon van Achnaton.
Tom is onze oudste zoon.
Mag ik mijn zoon zien?
Waar is uw kleinzoon?
Heb je mijn zoon gezien?
En rijdt je zoon auto?
Mijn zoon gelooft in de Kerstman.
Deze cd is van mijn zoon.