Examples of using "Vihaa" in a sentence and their dutch translations:
Zij haten spinnen.
- Tom heeft een hekel aan buitenlanders.
- Tom haat buitenlanders.
Ik haat haar niet.
Mijn vrouw haat katten.
Tom haat mij.
Mijn broer haat mij.
Tom haat wortels.
Haat me niet!
- Hij verafschuwt spinnen.
- Hij haat spinnen.
Tom haat huiswerk.
Tom haat spinnen.
Tom haat Halloween.
Hij haat zijn buurman.
- Tom heeft een hekel aan buitenlanders.
- Tom haat buitenlanders.
Tom haat Kerstmis.
Zij haten spinnen.
Haat me niet!
Tom haat jullie niet.
Waarom haat Tom Mary?
Tom haat honden.
Hij houdt van auto's, terwijl zijn broer ze haat.
Hij houdt van auto's, terwijl zijn broer ze haat.