Examples of using "Washes" in a sentence and their dutch translations:
Hij wast zich.
Hij wast zijn haar.
Hij wast mijn sla.
Ze wast haar rok.
Tom wast zijn handen.
Ze wast de auto.
Hij wast zijn T-shirt.
De vader wast zijn gezicht.
De vrouw wast haar gezicht.
Hij wast voortdurend zijn handen.
Hij wast de fiets elke week.
Tom wast zijn haar elke dag.
Mijn moeder wast alle dagen kleren.
Mijn vader doet dikwijls de afwas.
Tom wast zijn haar vrijwel dagelijks.
Tom wast zijn haar zonder een shampoo te gebruiken.
Hij wast voortdurend zijn handen.
Degene die altijd de afwas doet, ben ik.
- Tom doet de afwas.
- Tom doet de vaat.
Maria is haar haar aan het wassen.
- Tom doet de afwas.
- Tom doet de vaat.